ECLI:NL:CRVB:2025:1188
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake de ZW-uitkering van appellante en de niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken van procesbelang
Op 6 augustus 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Appellante had een ZW-uitkering aangevraagd die per 12 juni 2023 was beëindigd, omdat zij geschikt werd geacht voor haar laatste werk. De rechtbank oordeelde dat het Uwv met een latere beslissing volledig tegemoet was gekomen aan de wensen van appellante, waardoor er geen procesbelang meer bestond. Appellante ging in hoger beroep, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen voldoende procesbelang was, omdat de uitkering ongewijzigd werd voortgezet en er geen inhoudelijke beoordeling meer nodig was. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat zij schade had geleden. De uitspraak bevestigde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard en dat appellante geen recht had op vergoeding van proceskosten.