ECLI:NL:CRVB:2025:1333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering wegens laattijdige aanvraag en arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, die een aanvraag had ingediend bij het Uwv. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd vastgesteld dat appellant op zijn achttiende verjaardag en tijdens zijn studie over arbeidsvermogen beschikte. De Raad oordeelt dat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld binnen vijf jaar na de achttiende verjaardag of na beëindiging van de studie in 2010. Appellant had aangevoerd dat zijn beperkingen ten gevolge van het MELAS-syndroom pas later zijn ontstaan, maar de Raad volgt het standpunt van het Uwv dat appellant in de relevante periode arbeidsvermogen had. De Raad concludeert dat de intrekking van het eerdere besluit van het Uwv niet in strijd is met rechtsbeginselen zoals het vertrouwensbeginsel. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en oordeelt dat appellant geen recht heeft op de Wajong-uitkering. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en moet het griffierecht vergoeden.