ECLI:NL:CRVB:2025:1351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van Wajong-uitkering en beoordeling van dringende redenen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een voorschot op de Wajong-uitkering van appellante, die in september 2021 te veel heeft ontvangen. Het Uwv heeft een bedrag van € 863,25 bruto teruggevorderd, omdat appellante in die maand ook een Ziektewet-uitkering ontving. Appellante betwist de terugvordering en stelt dat er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv heeft de terugvordering gehandhaafd. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft gehandeld. De Raad heeft overwogen dat, hoewel het Uwv een fout heeft gemaakt bij de berekening van het voorschot, er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad heeft de belangen van appellante afgewogen tegen de noodzaak voor het Uwv om publieke middelen terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.