ECLI:NL:CRVB:2025:1362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering aan appellante wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en motiveringsgebrek in besluitvorming
In deze zaak heeft appellante zich bij het Uwv gemeld met toegenomen klachten per 31 maart 2020, na eerder een WIA-uitkering te hebben geweigerd gekregen per 15 oktober 2019. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv onterecht heeft gesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Raad volgt appellante in haar standpunt dat de functie van medewerker bibliotheek niet aan de schatting ten grondslag kan worden gelegd. De Raad constateert een motiveringsgebrek in het bestreden besluit en draagt het Uwv op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2023 wordt vernietigd, en het beroep van appellante tegen het besluit van 23 augustus 2022 wordt gegrond verklaard. De Raad oordeelt dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld en dat het betaalde griffierecht moet worden vergoed.