ECLI:NL:CRVB:2025:1485

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
24/2111 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) met betrekking tot intensieve zorgbehoefte en permanent toezicht

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellant, geboren in 2004, heeft lichamelijke beperkingen als gevolg van het syndroom van Marfan en een bloedaandoening. Op 23 december 2021 heeft hij een aanvraag ingediend voor zorg, maar deze is op 6 mei 2022 afgewezen. Het CIZ stelde dat er wel sprake was van een intensieve zorgbehoefte, maar niet van een noodzaak tot permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. De rechtbank Amsterdam heeft de afwijzing van het CIZ in stand gehouden, wat appellant niet accepteerde en daarom hoger beroep instelde.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 10 september 2025 behandeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het CIZ de aanvraag van appellant terecht had afgewezen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat het medisch onderzoek door het CIZ zorgvuldig was uitgevoerd. De medisch adviseur had een juist beeld van de gezondheidssituatie van appellant en had op basis van de beschikbare informatie de zorgbehoefte in kaart kunnen brengen. De Raad concludeerde dat er geen noodzaak was voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

24/2111 WLZ
Datum uitspraak: 9 oktober 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2024, 23/3795 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak om de vraag of appellant in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. De Raad volgt de rechtbank in het oordeel dat bij appellant geen sprake is van een noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Dit betekent dat het CIZ de aanvraag van appellant om zorg op grond van de Wlz terecht heeft afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H.J. Oosterhagen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 september 2025. Voor appellant is mr. J.R. Núñez Casanova, kantoorgenoot van mr. Oosterhagen, verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 2004, heeft lichamelijke beperkingen als gevolg van het syndroom van Marfan en heeft daarnaast een bloedaandoening. In verband hiermee heeft hij op 23 december 2021 een aanvraag gedaan voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit 6 mei 2022, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 15 mei 2023 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellant afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat bij appellant sprake is van de grondslagen lichamelijke handicap en somatische aandoening. Als gevolg hiervan heeft appellant een intensieve zorgbehoefte. Er is echter geen sprake van een noodzaak tot permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat het medisch onderzoek door het CIZ zorgvuldig is geweest. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak en naar het bepaalde in artikel 3.2.2, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg heeft de rechtbank geoordeeld dat bij het onderzoek kon worden volstaan met beeldbellen. [1] Het medisch advies is opgesteld door een arts die alle beschikbare medische stukken over appellant bij de beoordeling heeft betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CIZ het bestreden besluit op de medische advisering mogen baseren. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd die leidt tot twijfel aan de juistheid daarvan. Volgens de rechtbank heeft het CIZ de toegang van appellant tot de Wlz terecht afgewezen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Gelet op de aard van de ziekte en de jeugdige leeftijd van appellant kon niet met beeldbellen worden volstaan. Als gevolg van zijn bloedaandoening en door zijn verslikproblemen is appellant aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het CIZ de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
Ook de Raad oordeelt dat het CIZ het bestreden besluit op de medische advisering heeft mogen baseren. De medisch adviseur heeft op basis van de overgelegde en ingewonnen (medische) informatie de zorgbehoefte van appellant in kaart kunnen brengen. Uit wat appellant heeft aangevoerd, is niet gebleken dat de medisch adviseur een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de gezondheidssituatie van appellant.
4.3.
De Raad volgt de rechtbank verder in het oordeel dat bij appellant geen sprake is van een noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De medisch adviseur heeft afdoende gemotiveerd dat voor de verslikproblemen kan worden volstaan met zorg op geplande momenten, eventueel in combinatie met zorg op afroep. Over de bloedaandoening en de daaruit voortvloeiende risico’s bij een eventuele val heeft de medisch adviseur op inzichtelijke wijze toegelicht dat appellant zijn zorgbehoefte zelf kan inschatten en in staat kan worden geacht op relevante momenten hulp in te roepen. Niet gebleken is dat appellant de benodigde hulp niet zonder ernstig nadeel kan afwachten.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en K.H. Sanders en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2025.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) N. El Khabazi

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 3.2.1, eerste en tweede lid, van de Wlz
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. (…)
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. (…)
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
(…)
c.
ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
(…)
Artikel 3.2.2, eerste lid, Besluit langdurige zorg
1. De voorbereiding van een indicatiebesluit omvat in ieder geval een onderzoek van de verzekerde in persoon.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 10 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:57.