ECLI:NL:CRVB:2025:1539
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van niet-duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, geboren in 2003. Appellant had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellant op zijn achttiende verjaardag geen arbeidsvermogen had, omdat hij niet beschikte over basale werknemersvaardigheden. De rechtbank Limburg had het bezwaar van appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant stelde dat hij niet in staat was om vier uur per dag te werken en dat er sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 30 juli 2025, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. F.Y. Gans, en het Uwv door P.J.L.H. Coenen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was, en dat er mogelijkheden waren voor appellant om basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen. De rechtbank had de conclusies van het Uwv onderschreven en de Raad bevestigde deze uitspraak, waardoor de weigering van de Wajong-uitkering in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.