ECLI:NL:CRVB:2025:1541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vaststelling van het dagloon van een WIA-uitkering en de gevolgen van de toeslagenaffaire
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het dagloon van een WIA-uitkering. Appellante, die slachtoffer is van de toeslagenaffaire, betwistte de hoogte van haar dagloon, vastgesteld op € 136,31, en voerde aan dat haar arbeidsduur in de referteperiode was verminderd door financiële problemen, waardoor het dagloon niet representatief zou zijn. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 september 2025, waarbij appellante via videobellen aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat, mr. J. van Helden. Het Uwv werd vertegenwoordigd door P.J.L.H. Coenen. De Raad oordeelde dat het Uwv het dagloon correct had vastgesteld volgens de geldende wet- en regelgeving en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet leidden tot een onevenredige uitkomst en dat de kosten van bezwaar niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat het primaire besluit niet was herroepen. De uitspraak bevestigt de vaststelling van het dagloon en wijst de verzoeken van appellante af.