Uitspraak
PROCESVERLOOP
,kantoorgenoot van mr. Tas en opvolgend gemachtigde van betrokkene.
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had geoordeeld dat de toepassing van het Dagloonbesluit voor de WIA-uitkering van de betrokkene, die een stagevergoeding ontving, onevenredig nadelige gevolgen had. De betrokkene had tijdens zijn stage bij [naam BV] een vergoeding van € 200,- bruto per maand ontvangen, wat door het Uwv als sv-loon werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de stagevergoeding niet mee mocht tellen bij de berekening van het dagloon, omdat dit in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. Het Uwv was het hier niet mee eens en stelde dat de stagevergoeding terecht als sv-loon was aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de stagevergoeding terecht als sv-loon heeft aangemerkt. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de toepassing van het Dagloonbesluit in dit geval tot een onevenredig nadelige uitkomst leidde. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond. De Raad benadrukte dat de referteperiode voor de vaststelling van het dagloon dwingend is en dat periodes waarin minder loon is ontvangen invloed hebben op de hoogte van het dagloon. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de toepassing van de wetgeving in dit geval onredelijk bezwarend maakten voor de betrokkene.