Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten op een WIA-uitkering. Appellant, die een uitkering ontving van het Uwv, had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van € 2.313,75, die het Uwv had vastgesteld op basis van te veel ontvangen voorschotten. Appellant stelde dat er een dringende reden was om van terugvordering af te zien, omdat de oorzaak van de terugvordering bij het Uwv lag. De Raad oordeelde echter dat het Uwv alle relevante feiten en omstandigheden had meegewogen en dat er geen aanleiding was om van terugvordering af te zien. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 500,-. De Raad heeft de Staat en het Uwv veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 125,- en € 375,- aan immateriële schadevergoeding aan appellant. De uitspraak bevestigt dat het Uwv verplicht is om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te zien.