ECLI:NL:CRVB:2025:592
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning IVA-uitkering en de beoordeling van bijzondere gevallen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een IVA-uitkering aan appellante, die per 5 mei 2020 is vastgesteld. Appellante was van mening dat er sprake was van een bijzonder geval, waardoor haar uitkering eerder dan deze datum zou moeten ingaan. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen bijzonder geval aanwezig was. Appellante had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen en had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen eerdere besluiten van het Uwv, maar had dit niet gedaan. De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen, waarbij werd gesteld dat onbekendheid met de wet- en regelgeving niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een bijzonder geval. De uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 maart 2023, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde, is bevestigd. Hierdoor blijft de beslissing van het Uwv om de IVA-uitkering per 5 mei 2020 toe te kennen in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.