Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
Bijlage: relevante wettelijke bepalingen
NOW-1
B voor de constante B zoals berekend op grond van het eerste lid;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming voor loonkosten op basis van de NOW-1 regeling. Appellante, een horecaonderneming, had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten vanwege een verwacht omzetverlies van 100% tijdens de coronamaatregelen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft echter de subsidie lager vastgesteld dan het eerder uitbetaalde voorschot, omdat het daadwerkelijke omzetverlies lager was dan verwacht. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister de subsidie correct heeft vastgesteld op € 28.475,- en dat appellante het teveel betaalde voorschot van € 15.601,- moet terugbetalen. De Raad oordeelt dat er geen inbreuk is op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat appellante niet gerechtvaardigd kon verwachten dat zij recht had op het eerder verleende bedrag. De Raad concludeert dat de terugvordering van het teveel betaalde voorschot niet onevenredig is en bevestigt de aangevallen uitspraak.