ECLI:NL:CRVB:2025:706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang bij ZW-uitkering en gevolgen voor gedifferentieerde premie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de beoordeling van het procesbelang van appellante, een werkgever, bij de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van een werkneemster. De rechtbank had geoordeeld dat appellante geen procesbelang had, maar de Raad oordeelt anders. De Raad stelt vast dat de door het Uwv aan de werkneemster betaalde ZW-uitkeringen bepalend zijn voor de hoogte van de gedifferentieerde premie die appellante moet betalen. Dit betekent dat appellante wel degelijk belang heeft bij de beoordeling van de aanspraken op ZW-uitkering van de werkneemster. De Raad heeft de zaak zelf afgedaan en het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het bestreden besluit van het Uwv in stand blijft. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellante recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 2.721,- en dat het griffierecht aan haar moet worden terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang voor werkgevers in procedures rondom ZW-uitkeringen en de gevolgen daarvan voor premies.