ECLI:NL:CRVB:2025:737
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting en terugvordering van WAO-uitkering wegens niet gemelde inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden en oplegging van boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de korting en terugvordering van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad oordeelt dat het Uwv terecht de WAO-uitkering van appellant met terugwerkende kracht heeft gekort, omdat appellant in de periode van 1 februari 2013 tot 1 maart 2020 inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden heeft genoten die hij niet heeft gemeld. Daarnaast heeft het Uwv een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellant inkomsten heeft genoten uit (criminele) activiteiten, en dat de boete terecht is opgelegd. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar de Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. De Raad bevestigt dat het Uwv de inkomsten van appellant terecht heeft aangemerkt als inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden die in mindering moeten worden gebracht op de WAO-uitkering. De uitspraak van de Raad houdt in dat appellant geen vergoeding van proceskosten ontvangt en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.