Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
.Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Koenders en mr. S.J. Bergraaf. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. van Keeken, advocaat, en mr. W.A.N. Bot.
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kwalificatie van een dienstongeval van een politieambtenaar als beroepsincident. De appellant, die in november 2020 tijdens een oefenrit met een dienstmotor ten val kwam, had eerder bij de korpschef verzocht om het ongeval als beroepsincident aan te merken. De korpschef weigerde dit, en het daartegen ingediende bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland bevestigde deze beslissing, waarna de appellant in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat bij een oefensituatie in beginsel geen sprake is van een gevaarzettende situatie, en dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval van dit uitgangspunt moest worden afgeweken. De Raad concludeerde dat het ongeval te wijten was aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.