In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een AOW-pensioen aan betrokkene, die duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had geen hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van betrokkene gegrond was verklaard. De Svb heeft in een nieuw besluit een nieuw feitelijk argument ingebracht, namelijk dat betrokkene en zijn echtgenote inkomsten zouden ontvangen uit gezamenlijke onroerende zaken. De Raad oordeelt echter dat dit niet is komen vast te staan. Het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente wordt toegewezen, terwijl het verzoek om vergoeding van belastingschade wordt afgewezen. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt in dat betrokkene recht heeft op een ongehuwdenpensioen vanaf 13 juli 2021.