GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de naamloze vennootschap FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING N.V. (voor¬heen geheten: AMEV SCHADEVERZEKERING N.V.),
gevestigd te Utrecht,
APPELLANTE in het principaal appel,
GEÏNTIMEERDE in het voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. A. Knigge, gevestigd te Amsterdam,
mr. R. BREMER, in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling van [ sanniet ]
kantoorhoudende te Leeuwarden,
GEÏNTIMEERDE in het principaal appel,
APPELLANTE in het voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. J.W. van Rijswijk, gevestigd te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna wederom aangeduid als Amev respec¬tievelijk de bewindvoerder.
Het hof heeft in deze zaak op 6 april 2006 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot aan die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Amev heeft vervolgens een akte uitlating deskundige genomen. Hierop heeft de bewindvoerder een antwoordakte houdende uit¬lating deskundige genomen.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling
2.1 In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat vaststaat dat de aantasting van de houten constructie van de varkensstal door insecten, schimmels en vocht zodanig is, dat sprake is van een eigen gebrek in de zin van artikel 249 K, thans artikel 7:951 BW.
2.2 Ten aanzien van de vraag of dit eigen gebrek de rechtens relevante oorzaak van de instorting is, heeft het hof in het tussenarrest over¬wogen dat het behoefte heeft aan deskundige voorlichting. Partijen hebben zich vervolgens uitgelaten over de te benoemen des¬kundige(n) en de aan deze(n) te stellen vragen.
2.3 Het hof zal de hieronder met name genoemde bouw¬kundige als deskundige benoemen. Gelet op zijn deskundigheid ziet het hof ervan af om specifieke vragen te stellen over de weers¬om¬standigheden, zoals door Amev in haar akte onder 2.2 is voor¬gesteld.
2.4 Aan de deskundige zullen de volgende vragen worden voor¬gelegd:
1. Kunt u – vanuit uw deskundigheid – de aard en ernst toe¬lichten van de gemiddelde windsnelheden en maxi¬maal geme¬ten windstoten die op 26 februari 2002 en in de nacht van 26 op 27 februari 2002 te Eelde zijn gemeten?
2. Zou een varkensstal als de onderhavige, maar zonder de minder¬waardige eigenschappen als door het Rapport van BDA beschre¬ven, bestand zijn geweest tegen de weers¬omstan¬digheden die zich hebben voorgedaan op 26 februari 2002 en in de nacht van 26 op 27 februari 2002?
3. Zou de varkensstal (dus in de staat waarin deze volgens het rapport van BDA verkeerde) ook zonder de storm binnen afzienbare tijd geheel of gedeeltelijk zijn ingestort?
4. Heeft u voor het overige nog opmerkingen die voor deze zaak van belang zijn?
2.5 Het hof overweegt voorts nog het volgende. De deskundige zal in zijn onderzoek de in het rapport van BDA Dakadvies B.V. van 4 april 2002 (productie 3 bij conclusie van eis) genoemde feiten en omstandigheden ten aanzien van de staat waarin de schuur zich bevond, tot uitgangspunt nemen.
2.6 Partijen hebben ieder informatie overgelegd over de weers¬gesteldheid (in het bij¬zonder de windsnelheden) te Eelde op 26 februari 2002 en in de nacht van 26 op 27 februari 2002. Nu Haulerwijk in de nabije omgeving van Eelde is gelegen, kan ervan worden uit¬gegaan dat zich daar dezelfde weersom¬stan¬digheden voordeden.
2.7 De deskundige heeft niettemin de mogelijkheid om bij het KNMI of bij een ander weerstation nadere informatie op te vragen over de weersgesteldheid, voorzover hij meent dat de door partijen overgelegde gegevens incompleet zijn. Indien de deskundige voor het opstellen van zijn deskundigenrapport behoefte heeft aan nadere uitleg of advisering door een meteoroloog, wordt hij verzocht dit met partijen te bespreken en vervolgens con¬tact op te nemen met de hieronder te benoemen raads¬heer-commis¬saris teneinde een en ander met haar af te stemmen. Op verzoek van (een der) partijen of de deskundige kan eventueel een comparitie van partijen worden gelast om (problemen bij) de voortgang van het onderzoek door de des¬kundige te bespreken.
2.8 Amev zal het voorschot op het honorarium van de deskundige hebben te dragen.
2.9 Nadat de deskundige zijn rapport bij het hof heeft inge¬diend, zal het hof partijen – eerst Amev en vervolgens de bewindvoerder - in de gelegenheid stellen bij akte op het deskun¬digen¬rapport te reageren.
2.10 Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
beveelt een onderzoek door een deskundige ten aanzien van de onder 2.4 genoemde vragen;
benoemt tot deskundige voor dit onderzoek:
ir. J.A. Pleysier
p/a Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.
Posbus 638
5201 AP ‘s-Hertogenbosch
benoemt - ter bewaking van de voortgang van het onderzoek - mr. C.A. Joustra als raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat beide partijen voor 4 mei 2009 kopieën van de ove¬rige gedingstukken en - voorzover mogelijk - de andere door de des¬kundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zul¬len doen toekomen;
wijst de deskundige op het bepaalde in artikel 198 Rv, met name op de verplichting om bij het onderzoek par¬tijen in de gelegenheid te stellen opmer¬kingen te maken en ver¬zoe¬ken te doen en om in het schrifte¬lijk bericht te doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de inhoud van de opmerkin¬gen en/of verzoe¬ken;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek overigens zelf¬stan¬dig - in de zin van artikel 198 lid 2 Rv, dat wil zeggen niet on¬der leiding van het hof - zal verrichten en dat dit zal plaats¬¬¬vinden op een door de deskun¬dige te bepalen tijdstip;
bepaalt dat de des¬kundige een voor¬schot toekomt van € 8.000,-;
bepaalt dat Amev vóór 4 mei 2009 als voorschot op de kosten van de deskundige een bedrag van € 8.000,- ter griffie van het hof zal de¬poneren door overma¬king op de rekening bij de Rabo¬bank, num¬mer 30.00.047.45, ten name van Gerechtshof Amsterdam, onder vermelding van ‘voor¬schot des¬kun¬dige, zaak Amev / Bremer, zaak¬nummer 106.001.772/01’;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het des¬betreffende voor¬schot de deskundige hiervan in kennis zal stel¬len en dat de deskun¬dige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen;
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk, ondertekend be¬richt zal inleveren ter griffie van het hof vóór 3 augustus 2009;
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit bericht zijn decla¬ra¬tie ter griffie zal indienen onder vermelding van zaaknummer 106.001.772/01;
verwijst de zaak naar de rol van 1 september 2009 voor het nemen van een akte na deskundigenbericht aan de zijde van Amev;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, C.A. Joustra en J.C.W. Rang en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2009 door de rolraadsheer.