In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten. De belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Letschert van de Stichting Belastingwinkel Amsterdam, had een verzoek ingediend bij de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam. Dit verzoek was gericht op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase. Het Hof verwijst naar een eerdere uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer van 1 augustus 2013, waarin het onderzoek was heropend voor een nadere uitspraak over schadevergoeding en kostenveroordeling.
Het Hof heeft vastgesteld dat de termijn in eerste aanleg van 11 maart 2009 tot 21 september 2011 heeft geduurd, wat resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn met 7,5 maanden. De overschrijding is gedeeltelijk toe te rekenen aan de bezwaarfase en gedeeltelijk aan de beroepsfase. Het Hof oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een langere termijn rechtvaardigen. Op basis van de overschrijding van de redelijke termijn heeft het Hof een immateriële schadevergoeding van € 1.000 toegewezen, waarvan € 240 toerekenbaar is aan de inspecteur en € 760 aan de Minister van Veiligheid en Justitie.
Daarnaast heeft het Hof de proceskosten voor bezwaar, beroep en hoger beroep vastgesteld op respectievelijk € 1.974 en € 944. De Minister is veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de verzoekprocedure, vastgesteld op € 236. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.