In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [A te B], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had het verzoek van belanghebbende om vergoeding van proceskosten afgewezen. Belanghebbende had eerder zijn beroep tegen de WOZ-beschikking ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De heffingsambtenaar had in een eerdere brief aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van € 236, maar kwam hier later op terug. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar gebonden was aan zijn eerdere standpunt en dat de rechtbank ten onrechte het verzoek om proceskostenvergoeding had afgewezen. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en kende belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 735 toe, evenals de vergoeding van het betaalde griffierecht van in totaal € 160. De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om hun eerdere toezeggingen na te komen en de redelijkheid van het inroepen van rechtsbijstand in dergelijke gevallen.