4.1.Belanghebbende heeft in hoger beroep haar door de rechtbank verworpen stelling herhaald dat de bestreden aanslag tot een te hoog bedrag is berekend, omdat de inspecteur haar inkomsten uit werk en woning ambtshalve te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende heeft in hoger beroep haar door de rechtbank verworpen stelling herhaald dat zij door de inbeslagneming van haar administratie door de FIOD op 8 mei 2006 niet in staat was om de gevraagde informatie te verstrekken. Tot slot heeft zij haar eveneens door de rechtbank verworpen klacht herhaald dat de praktische afspraken die haar gemachtigde met de inspecteur heeft gemaakt over de afhandeling van eerdere jaren (tot en met 2008) door de inspecteur ten onrechte niet tevens zijn toegepast voor het jaar 2010. De rechtbank heeft ter zake als volgt overwogen en geoordeeld:
“8. Niet in geschil is dat eiseres ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand geen aangifte heeft gedaan.
9. Eiseres voert aan dat zij in de onmogelijkheid verkeert om aangifte ib/pvv te doen omdat haar administratie in 2006 door de FIOD-ECD in beslag is genomen in verband met een ingesteld strafrechtelijk onderzoek bij een derde. Haar administratie is hierdoor niet compleet, waardoor zij niet in staat is een aansluiting te maken met voorgaande jaren. Haar administratie berust (gedeeltelijk) bij de belastingdienst te [woonplaats] . Verder is zij voor het doen van aangifte afhankelijk van haar adviseur die thans veelvuldig niet beschikbaar is, aldus nog steeds eiseres.
10. De rechtbank begrijpt het beroep van eiseres aldus dat zij zich beroept op overmacht. Het beroep op overmacht kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet slagen. Vast staat dat de inbeslagname van de administratie in het jaar 2006 heeft plaatsgevonden. Zonder nadere toelichting van eiseres, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe deze inbeslagname eiseres belemmert (tijdig) aangifte ib/pvv 2010 te doen. De omstandigheid dat eiseres, naar zij stelt, voor het doen van aangifte afhankelijk is van haar adviseur, kan eiseres niet ontslaan uit haar verplichting tijdig aangifte te doen. Indien haar adviseur eiseres niet tijdig van dienst kan zijn ligt het op de weg van eiseres als degene op wie deze verplichting rust maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door een andere adviseur te benaderen of de aangifte zelf ter hand te nemen. Nu eiseres dit kennelijk heeft nagelaten komt haar geen beroep op overmacht toe.
11. Nu eiseres in het geheel geen aangifte heeft gedaan, heeft zij niet de vereiste aangifte gedaan als bedoeld in artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr). Ingevolge deze bepaling verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Het is derhalve aan eiseres om overtuigend aan te tonen dat en in hoeverre de bestreden aanslag, na uitspraak op bezwaar, onjuist is. Eiseres is hierin niet geslaagd. Zij heeft op geen enkel moment aangifte- of andere gegevens over 2010 overgelegd.
12. Het ambtshalve vaststellen van de omvang van de inkomsten - met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast - ontslaat verweerder niet van de verplichting de aanslag te baseren op een redelijke schatting (Hoge Raad 28 maart 2003, nr. 38.039, ECLI:NL:HR:2003:AF6486). 13. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder vastgestelde aanslag berust op een redelijke schatting. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat, naar eiseres niet heeft weersproken, verweerder ter onderbouwing van zijn schatting gebruik heeft gemaakt van door eiseres ingediende aangiftes omzetbelasting over de jaren 2009 en 2010, welke aangiftes jaaromzetten vermelden van € 88.755 (2009) en € 103.703 (2010) en de ten name van eiseres vastgestelde inkomens van € 23.698 (2008) en € 39.195 (2009). Verweerder heeft ervan uit mogen gaan dat eiseres in het onderhavige jaar ook belastbaar inkomen heeft genoten.
14. Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning in redelijkheid mogen schatten op een afgerond bedrag van € 45.000, aangezien aanknopingspunten voor een nauwkeurigere schatting ontbreken. Eiseres heeft verweerder geen enkel inzicht verschaft in haar inkomsten van het jaar 2010. Doordat eiseres - naar verweerder onweersproken heeft verklaard - over de jaren 2008, 2009 en de jaren 2011 tot en met 2015 (nog) niet aan haar aangifteverplichtingen ib/pvv heeft voldaan, heeft zij verweerder in de positie gebracht en gelaten dat hij aan zijn schatting geen concretere uitgangspunten ten grondslag heeft kunnen leggen dan de hiervoor genoemde.
15. De enkele stelling van eiseres dat zij conform afspraken tussen haar adviseur en verweerder bij de vaststelling van haar inkomen in aanmerking komt voor toepassing van de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling, een dotatie aan de fiscale oudedagsreserve en voor diverse heffingskortingen is onvoldoende voor de conclusie dat verweerder het inkomen van eiseres te hoog heeft geschat. Verweerder heeft immers onweersproken verklaard dat deze afspraken betrekking hadden op de jaren 2003 tot en met 2008. Dat deze afspraken niettemin ook gelden voor het jaar 2010 heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt.”
Het Hof verenigt zich met dit oordeel van de rechtbank en de gronden waarop het berust. Hetgeen belanghebbende in hoger beroep aan het reeds voor de rechtbank gehouden betoog heeft toegevoegd leidt niet tot een ander oordeel. Belanghebbende heeft geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat de inspecteur bij het doen van uitspraak op bezwaar heeft gehandeld in strijd met één of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De door belanghebbende aangevoerde persoonlijke omstandigheden leiden evenmin tot een ander oordeel, nu niet is komen vast te staan – en het Hof ook niet aannemelijk acht – dat deze omstandigheden haar hebben belet om aangifte te doen, nog daargelaten dat belanghebbende ook thans kennelijk nog altijd geen inzicht kan verschaffen in de door haar in 2010 genoten inkomsten.