2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
1. Eiser is in het onderhavige jaar niet gehuwd. Sinds 3 december 2013 woont eiser samen en heeft drie kinderen.
2. Eiser vermeld vanaf 2011 winst uit zijn onderneming [A] in de aangiften IB/PVV. Uit de dossierstukken blijkt dat de volgende resultaten (winst uit onderneming, hierna: wuo, en belastbaar inkomen uit werk en woning, hierna: b.i.w.w.) zijn opgenomen in de aangiften:
2011
2012
2013
2014
Wuo
€ -4.445
€ -518
€ -4.132
€ -157
Af: MKB-winstvrijstelling
€ -533
€ -62
€ -578
€ -21
Wuo na MKB-winstvrijstelling
€ -3.912
€ -456
€ -3.554
€ -136
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
€ 25.394
€ 24.449
€ 26.050
€ 28.028
Loon uit vroegere dienstbetrekking
-
€ 1.776
€ -338
-
Eigen woning (aandeel aangever)
-
-
€ -759
€ -3.538
Persoonsgebonden aftrek
€ 1.283
-
€ 1.671
-
Totaal aangegeven b.i.w.w.
€ 20.199
€ 25.769
€ 19.678
€ 24.354
3. Op 10 mei 2016 heeft eiser de aangifte IB/PVV 2015 ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 35.687, bestaande uit: belastbare winst € 11.746 (bestaande uit wuo € 13.659 en MKB-winstvrijstelling van € 1.913), loon uit tegenwoordige dienstbetrekking € 32.205, loon uit vroegere dienstbetrekking € 464 en inkomsten uit eigen woning (aandeel aangever) van -/- € 8.728.
4. Met dagtekening 25 juni 2016 is de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning, en aldus het verzamelinkomen, in de aangifte is gevolgd.
5. Op 2 juni 2016 heeft verweerder een vragenbrief omtrent de onderneming gestuurd, met als onderwerp “Vragenbrief bron van inkomen”.
6. Op 16 juni 2016 heeft verweerder een rappelbrief gestuurd.
7. Op 28 juli 2016 heeft verweerder een e-mail verstuurd aan eiser. Hierin staat
– voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Gezien de negatieve resultaten in het verleden is twijfel ontstaan of nog sprake is van een bron van inkomen voor uw activiteiten als het ontwerpen en bouwen van decors en interieurs. Na telefonisch overleg is daarom op 18 juli 2016 afgesproken dat wordt gestaakt vanaf 2016 en de resultaten, bij gelijkblijvende bedrijfsvoering, niet meer in het inkomen worden opgenomen.
Tevens is afgesproken dat:
- inzake dit onderwerp niet op het verleden zal worden teruggekomen;
- het omzetbelastingnummer per één januari 2017 zal worden afgevoerd;
- de jaaraangifte Omzetbelasting voor 2016 als nihil ingevuld zal worden;
- de inschrijving bij de Kamer van Koophandel zal blijven bestaan.
Deze afspraken zijn gemaakt omdat:
- u straks een vaste baan van 0,8 fte heeft in het onderwijs;
- de omzet over de eerste twee kwartalen van 2016 nihil bedraagt;
- u meedeelde dat de leeftijd met deze werkzaamheden ook mee gaat spelen.
Hierbij verzoek ik u om binnen 2 weken per e-mail te bevestigen dat de gemaakte afspraken door mij op de juiste wijze zijn omschreven en dat u ermee akkoord gaat.”
8. Op 10 augustus 2016 heeft eiser een e-mail aan verweerder gestuurd, waarin
– voor zover van belang – het volgende staat vermeld:
“Naar aanleiding van ons telefonisch gesprek op maandag 1 augustus jl., wil ik de door u opgestelde overeenkomst bevestigen met de toevoeging dat ik mijn bedrijf en activiteiten staak op 1-1-2015.”
9. Op 10 augustus 2016 heeft eiser een nieuwe aangifte ingediend, waarbij geen winst uit onderneming, en aldus geen belastbare winst, is aangegeven.
10. Tot de dossierstukken behoort onder meer een overzicht van de ingediende aangiften omzetbelasting over 2015, waarin de volgende omzet is verantwoord:
jan-mrt
apr-juni
juli-sept
okt-dec
totaal
Omzet prestaties binnenland
€ 0
€ 9.648
€ 31.124
€ 0
€ 40.771”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.