Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
(gemachtigde mr. drs. J.M.C. Niederer)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
kennelijkniet-ontvankelijk is, maakt dit niet anders.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. drs. J.M.C. Niederer, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag die op 26 mei 2016 was opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar op 29 december 2016 niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing op 22 december 2017, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat het bezwaar geruime tijd na de oplegging van de naheffingsaanslag was ingediend, zonder dat de belanghebbende een reden voor de termijnoverschrijding had opgegeven. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de belanghebbende te horen, omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. De belanghebbende voerde in hoger beroep aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de naheffingsaanslag geen rechtsmiddelverwijzing zou bevatten. Het Hof achtte deze stelling niet aannemelijk, aangezien de belanghebbende niet had aangetoond dat hij niet begreep wat bezwaar maken inhield.
Uiteindelijk oordeelde het Hof dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De kostenveroordeling werd niet toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.