2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Eiser heeft een geluidsstudio waarmee hij onder de naam [naam] naar buiten treedt. Eiser houdt zich bezig met muziekeducatie, geluidsopnamen, muziekproducties en het verzorgen van licht en geluid op locatie, in kleinere theaters en op podia ten behoeve van gezelschappen, artiesten, musicalverenigingen, scholen, uitvaarten en stichtingen met een sociaal-maatschappelijk doel.
2. Eiser heeft met de geluidsstudio in de jaren 2006 tot en met 2019 de volgende resultaten behaald (bedragen in €):
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Opbrengsten
19.142
21.81
23.346
19.452
23.552
15.555
12.293
Kosten
24.747
23.797
26.473
27.572
19.762
20.999
15.549
Resultaat
-/- 5.605
-/- 1.987
-/- 3.127
-/- 8.120
3.79
-/- 5.444
-/- 3.256
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Opbrengsten
13.92
10.964
16.614
26.381
26.826
21.986
23.097
Kosten
24.671
21.202
22.51
28.018
31.328
34.793
36.651
Resultaat
-/- 10.751
-/- 10.238
-/- 5.896
-/- 1.637
-/- 4.502
-/- 12.807
-/- 13.554
3. Tot en met het jaar 2016 heeft verweerder de geluidsstudio als bron van inkomen geaccepteerd.
4. De aangifte IB/PVV 2018 is door verweerder op 27 juli 2020 ontvangen. De aangifte is namens eiser verzorgd door [A] van [bedrijf] te [plaats] , die sinds 1988 de administratie van eiser verzorgt. Het aangegeven verzamelinkomen in 2018 bedraagt
€ 32.050 en bestaat uit inkomen uit werk en woning. Aan resultaat behaald met de geluidsstudio is (na toepassing van de mkb-winstvrijstelling) -/- € 11.015 aangegeven.
5. [A] heeft tevens de aangifte IB/PVV 2017 verzorgd. Bij brief van 12 november 2020 heeft verweerder [A] bericht voornemens te zijn af te wijken van deze aangifte en onder meer
-/- € 6.538 aan resultaat (na toepassing van de mkb-winstvrijstelling) buiten de heffing te laten omdat verweerder - kort gezegd - het standpunt inneemt dat de geluidsstudio voor eiser geen bron van inkomen vormt. Bij brief van 9 december 2020 heeft verweerder het volgende compromis voorgesteld:
“- In de aangifte 2017 wordt de bron niet geschrapt;
- In de aangiftes 2018 en 2019 wordt de bron geschrapt;
- Voor de inkomstenbelasting wordt gestaakt per 31 december 2017;
- Inzake de overeengekomen onderwerpen wordt niet op het verleden teruggekomen en wordt afgezien van bezwaar en/of beroep bij de rechter.
Indien bovenstaande afspraak wordt gemaakt dat er vanaf 31 december 2017 fiscaal gestaakt gaat worden, zal ik de aangifte 2017 op dit punt volgen (…) en zal ik de aangiftes 2018 en 2019 t.z.t. op dit punt corrigeren. Als geen afspraak kan worden gemaakt blijf ik bij mijn voorgenomen correctie van de bron met ingang van 2017.
Hierbij verzoek ik u om voor 23 december 2020 middels beantwoording per mail u akkoord te verklaren met bovenstaand compromisvoorstel. Indien u niet op mijn voorstel ingaat, zal ik van de aangifte 2017 afwijken.”
6. Bij e-mailbericht van 10 december 2020 heeft [A] namens eiser bericht volledig akkoord te gaan met het voorgestelde compromis.
7. Bij brief van 13 januari 2021 heeft verweerder [A] onder verwijzing naar de behandeling van de aangifte IB/PVV 2017 bericht dat afgesproken is dat er met ingang van het jaar 2018 geen bron van inkomen meer is, en dat het berekende resultaat over 2018 buiten de heffing zal blijven. De aanslag IB/PVV 2018 is met dagtekening 25 februari 2021 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.175. Met dezelfde dagtekening is een beschikking belastingrente vastgesteld tot een bedrag van € 308.”