Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Overwegingen van de rechtbank
Het tiende SDG roept Staten op tot het volgende “reduce inequality within and among countries”. De rechtbank acht met hetgeen eiseres heeft aangevoerd niet aannemelijk dat de box 3-heffing ongelijkheden binnen Nederland vergroot en reeds daarom faalt deze klacht. Eiseres stelt dat er voor de zeer grote vermogens meer fiscale “ontsnappingsroutes” zijn dan voor lagere vermogens. Hierover merkt de rechtbank ten eerste op dat de heffing een aanzienlijk heffingvrij vermogen kent van in de onderhavige jaren ten minste € 30.000, waardoor de heffing pas effectief wordt bij vermogens daarboven, die toch al substantieel genoemd kunnen worden. Verder valt niet in te zien dat het voor personen met een riant vermogen van meer dan € 150.000, zoals eiseres heeft, onmogelijk zou zijn om gebruik te maken van de door haar als “ontsnappingsroute” geduide mogelijkheden van bijvoorbeeld het kopen van een dure auto of het geld onderbrengen in een vennootschap, wat daarvan verder overigens ook zij.
5.Beoordeling van het geschil
aanwijzingkan zijn dat er sprake is van een individuele en buitensporige last, maar dat die conclusie (anders dan belanghebbende met haar onder 5.3.1 weergegeven voorbeeld lijkt te veronderstellen) daarmee nog niet vaststaat. Daarvoor moeten de gevolgen van de box 3-heffing immers worden bezien in samenhang met de gehele financiële situatie van de betrokkene en moet worden beoordeeld of de box 3-heffing zich in het geval van de desbetreffende belastingplichtige sterker laat voelen dan in het algemeen (zie het door de rechtbank in rechtsoverweging 15 en 16 weergegeven toetsingskader). De omstandigheid dat de desbetreffende belastingplichtige over een omvangrijk vermogen beschikt, zal daarbij een van de mee te wegen omstandigheden vormen. Ook in hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd, ziet het Hof geen aanleiding om bij de toetsing of zich een individuele en buitensporige last voordoet, uit te gaan van een ander toetsingskader dan conform de hierover gewezen jurisprudentie van de Hoge Raad.
Hof: de in het arrest van 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:718 op het eerdere arrest HR 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:963 aangebrachte] nuancering vond de Hoge Raad in de omstandigheid dat ook na afronding van de massaalbezwaarprocedure en het onherroepelijk worden van de aanslag nog een verzoek tot ambtshalve (verdere) vermindering kan worden gedaan. Tegen de gehele of gedeeltelijke afwijzing van zo’n verzoek staat volgens artikel 9.6, lid 3, Wet IB 2001 bezwaar, en dus ook beroep open. Dit kan ertoe leiden dat een belanghebbende over met elkaar samenhangende geschilpunten twee procedures zou moeten doorlopen: na de reeds aanhangige procedure over het individuele bezwaar een nieuwe procedure naar aanleiding van een verzoek om ambtshalve (verdere) vermindering. Het hiervoor in 3.3.3 genoemde arrest beoogt mogelijk te maken dat in de reeds aanhangige procedure finale afdoening van het geschil kan worden bereikt zonder de belanghebbende te nopen tot een afzonderlijk verzoek om ambtshalve vermindering.
6.Kosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart de beroepen gegrond;
- handhaaft de aanslag IB/PVV 2018, zoals nader vastgesteld bij beschikking van 22 juli 2022;
- handhaaft de aanslag IB/PVV 2019, zoals nader vastgesteld bij beschikking van 27 juli 2022, en
- gelast de inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 134.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.