Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
26 december 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.Feiten
31 december 2017 en de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2014 tot en met 2017. Van het onderzoek heeft verweerder op 25 april 2020 een conceptrapport naar eiser gestuurd en eiser de gelegenheid gegeven daarop te reageren. Daarop heeft eiser een advocaat, mr. K. Bozia, ingeschakeld. Per e-mailbericht van 16 juni 2020 heeft Bozia op het conceptrapport gereageerd. In de reactie van Bozia vond verweerder geen aanleiding tot inhoudelijke aanpassingen. Het definitieve controlerapport (hierna: het Vpb-rapport) is uitgebracht op 18 juni 2020 en behoort in kopie tot de gedingstukken. Op basis van de conclusies in het Vpb-rapport heeft verweerder ook een rapport uitgebracht waarin de gevolgen voor de heffing van IB/PVV zijn uiteengezet (hierna: het IB-rapport). Evenals het Vpb-rapport is het IB-rapport gedagtekend 18 juni 2020 en behoort het in kopie tot de gedingstukken.
3.4. Privé onttrekkingen [belanghebbende]
3.3. Geschil in hoger beroep
4.Overwegingen van de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil
Stortingen op de bankrekening van de BV waarvan de herkomst niet duidelijk was, zijn in mindering gebracht op de onttrekkingen.”, niet juist is en moet komen te vervallen. Voor het onderhavige jaar betekent dit dat een bedrag aan contante stortingen van € 3.150 op de rekening van de B.V. wel tot de omzet van de B.V. is gerekend maar niet in aftrek is gebracht op het totaalbedrag aan privéonttrekkingen van € 98.676 (zie 2.3.3 of anders 3.4 van het rapport boekenonderzoek, zie voorts 5.7).
Er zijn immers geen aanwijzingen die duiden op een terugbetalingsverplichting van belanghebbende aan de B.V. Daarbij neemt hij mede in aanmerking dat een dergelijke terugbetalingsverplichting in het licht van de financiële situatie van belanghebbende ook niet voor de hand ligt. Aldus concludeert de inspecteur dat voor het bedoelde bedrag een vermogensverschuiving van de B.V. aan belanghebbende heeft plaatsgevonden.
De inspecteur heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat in de onderhavige situatie aannemelijk is dat deze vermogensverschuiving plaatsvond met de bedoeling belanghebbende als aandeelhouder van de B.V. te bevoordelen en dat de B.V. en belanghebbende zich bewust moeten zijn geweest van die vermogensverschuiving en bevoordelingsbedoeling.
6.6. Kosten
7.Beslissing
mr. I.A. Kranenburg als griffier. De beslissing is op 7 maart 2024 in het openbaar uitgesproken.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.