Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslagen ib/pvv voor de jaren 2015 en 2016, alsmede de daarbij behorende belastingrentebeschikkingen;
- vermindert de aanslag ib/pvv 2018 tot één berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 246.725 en vernietigt de daarmee samenhangende belastingrentebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- wijst het verzoek om een schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 2.370, en
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van in totaal € 99 aan eiser te vergoeden.”
2.Feiten
1 september 2013 in aanmerking komt voor toepassing van de zogeheten 30%-regeling.
€ 5.298.056; dit vanwege het door eiser in het kader van het [MPP] in 2016 ontvangen bedrag dat volgens verweerder belast dient te worden als resultaat uit overige werkzaamheden. Verweerder heeft vervolgens op 11 december 2021 de navorderingsaanslag ib/pvv voor het jaar 2016 opgelegd.
1. Partijen
2.Omschrijving van de onderwerpen waarover overeenstemming is bereikt
3.Overleg en correspondentie
(…)
En diverse correspondentie tussen partijen over de bovengenoemde periode, waarbij meer
(…)
4.Feiten en achtergrond
5.Afspraken
6.Gevolgen
Naam BSN
3.Geschil in het principaal en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Nieuw feit
(…)
(1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het hoorgesprek met een waarde per punt van
€ 310, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1 wegens het gewicht van de zaken en vanwege het aantal (drie) samenhangende zaken).”
5.Beoordeling van het geschil in het principaal hoger beroep
in Nederland gevestigdevennootschap, hetgeen daartoe vereist is. Inkomen dat belanghebbende als partieel buitenlands belastingplichtige geniet uit zijn [Land B] vennootschap (zie onderdeel 17 van de uitspraak van de rechtbank) is derhalve geen “inkomen uit aanmerkelijk belang”. De keuzeregeling staat dus naar de tekst van de Wet IB 2001 niet open voor situaties, zoals die van belanghebbende, waarbij tot een bedrag van ten minste 95% van de voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang weliswaar inkomen uit een aandelenbelang in een vennootschap wordt genoten, maar waarbij dat inkomen geen inkomen uit aanmerkelijk belang is vanwege combinatie van de keuze voor partieel buitenlandse belastingplicht en de omstandigheid dat de desbetreffende vennootschap niet in Nederland is gevestigd.
6.Het incidenteel hoger beroep
“De voordelen die de leden van het management met de aandelen in [X 1 S.A.] na de herstructurering als dividend of vermogenswinst zullen genieten, zullen door hen worden genoten als inkomen uit aanmerkelijk belang, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3. 95b, lid 5 Wet IB 2001 (door uitdeling naar privé binnen het kalenderjaar).”Kan een partieel buitenlands belastingplichtige aan die voorwaarden voldoen? Zo dat niet het geval zou zijn, wordt dat dan ergens in de VSO duidelijk gemaakt?”
[zoals geherformuleerd ter zitting]Is de specifieke casus van de heer [X] aan bod gekomen tijdens de gesprekken over de VSO?”
[zoals geherformuleerd ter zitting]Is er naast de 30%-regeling en het loon nog meer besproken over de fiscale positie van de heer [X] ?”
[zoals geherformuleerd ter zitting]Op 6 oktober 2021 is er een verzoek tot informatie in het kader van een derdenonderzoek gestuurd naar [X Holding B.V. ] Wat was in uw waarneming het doel van deze informatieverzoeken?”
6 oktober 2021 inzake het derdenonderzoek bij [X Holding B.V. ] (zie 2.6). Belanghebbende verzoekt om het overleggen van deze informatie met het oog op zijn stelling over het ontbreken van de navorderingsbevoegdheid.
Het Hof ziet de relevantie van het overleggen van deze stukken voor het geschil niet. Immers een nieuw feit ontbreekt indien de inspecteur bij het vaststellen van de (primitieve) aanslagen IB/PVV 2015 (in mei 2017) en IB/PVV 2016 (in juni 2017) reeds over informatie zou beschikken over de uitkeringen of op basis waarvan hij een onderzoek zou moeten instellen. Maar deze informatie is door de belastingdienst pas in 2021 opgevraagd, zodat welke informatie dan ook die toen verkregen is, niet ertoe kan leiden dat de inspecteur in 2017 een ambtelijk verzuim verweten kan worden. Ook anderszins ziet het Hof het belang van deze stukken niet. Er is weliswaar ruim informatie opgevraagd, maar dat er een ander doel was dan het vestigingsplaatsonderzoek, volgt geenszins uit deze brief.
7.Kosten
8.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behalve voor zover het verzoek tot schadevergoeding is afgewezen, en
- verklaart het beroep ongegrond.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.