In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een burenconflict tussen [appellant] en [geïntimeerden] over de realisatie van een verkeersruimte op het dak van het pand van [appellant]. De centrale vragen zijn of deze verkeersruimte onder de reikwijdte van artikel 5:50 BW valt en of dit artikel bescherming biedt tegen het uitzicht dat vanaf deze ruimte op het erf van [geïntimeerden] bestaat. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de verkeersruimte als een 'soortgelijk werk' moet worden aangemerkt en dat het uitzicht op het erf van [geïntimeerden] onder de bescherming van artikel 5:50 BW valt. [appellant] is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis, maar het hof heeft de eerdere uitspraak bevestigd. Het hof concludeert dat de verkeersruimte, die binnen twee meter van de erfgrens ligt, inderdaad uitzicht biedt op het erf van [geïntimeerden] en dat dit in strijd is met de bepalingen van artikel 5:50 BW. Het hof heeft ook geoordeeld dat de omgevingsvergunning die aan [appellant] is verleend, niet afdoet aan de bescherming die artikel 5:50 BW biedt. De vorderingen van [geïntimeerden] zijn toegewezen, inclusief een verbod op de realisatie van de verkeersruimte en een dwangsom voor eventuele overtredingen. Daarnaast is de vordering van [appellant] tot verwijdering van zonnepanelen van [geïntimeerden] afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze onrechtmatig zijn geplaatst. De proceskosten zijn toegewezen aan [geïntimeerden].