Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het verdere verloop van het geding
3.Feiten
4.Beoordeling
(…)
€ 1.214,00(tarief II, 1 punt)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft Rabobank hoger beroep ingesteld tegen de toewijzing van vorderingen van een bewindvoerder, die haar onderneming heeft beëindigd. Bij een tussenarrest is de voortzetting van de procedure ten name van een nieuwe bewindvoerder aanvaard. In de hoofdzaak zijn de vorderingen tegen Rabobank afgewezen, omdat de nieuwe bewindvoerder geen belang had bij die vorderingen. De zaak betreft een leaseovereenkomst die de afnemer is aangegaan met Dexia. De echtgenote van de afnemer heeft deze leaseovereenkomst vernietigd op grond van artikel 1:88/1:89 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof behandelt in hoger beroep de vraag of Leaseproces bevoegd was om namens de echtgenote de verjaring van de vordering uit onverschuldigde betaling te stuiten. Het hof heeft eerder in een tussenarrest geoordeeld dat de afnemer en de echtgenote tijdig een opt-out verklaring hebben uitgebracht, waardoor de WCAM-overeenkomst hen niet bindt. Het hof concludeert dat de verjaringstermijn van de vordering uit onverschuldigde betaling tijdig is gestuit door brieven van Leaseproces. Dexia's verweer dat de rechtsvordering van de echtgenote is verjaard, wordt verworpen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt Dexia in de proceskosten van het hoger beroep.