ECLI:NL:GHAMS:2025:3156

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
24/3835
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet overleggen recente machtiging in belastingzaak

Op 21 oktober 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van [X], belanghebbende, tegen de heffingsambtenaar van de gemeente [Z]. Het hoger beroep was ingesteld door G. Gieben, die de rechtbankuitspraak van 11 oktober 2024 aanvecht. De procedure betreft de waarde van de woning van belanghebbende op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). In hoger beroep werd enkel de vraag behandeld of er recht bestaat op een proceskostenvergoeding vanwege een schending van artikel 40 van de Wet WOZ.

Het Hof heeft ambtshalve beoordeeld of het hoger beroep ontvankelijk is. Gieben had een hoger beroepschrift ingediend, maar het Hof twijfelde aan de bevoegdheid van Gieben om namens belanghebbende op te treden, omdat er geen recente machtiging was overgelegd. Het Hof had eerder een steekproef ingesteld waarbij Gieben verzocht werd om recente volmachten te overleggen, maar hierop was niet gereageerd.

Het Hof concludeert dat de verzochte recente machtiging zonder enige verklaring is uitgebleven, wat leidt tot de gevolgtrekking dat Gieben niet bevoegd was om het hoger beroep in te stellen. Daarom verklaart het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een kopie is aan belanghebbende gezonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/3835
21 oktober 2025
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(indiener hoger beroep: G. Gieben)
tegen de uitspraak van 11 oktober 2024 in de zaak met kenmerk HAA 23/1053 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] ,de heffingsambtenaar.

1.Procesverloop

G. Gieben van [bedrijf] (hierna: Gieben) heeft tegen de uitspraak van de rechtbank een hoger beroepschrift ingediend bij het Hof.

2.Feiten

2.1.
De procedure ging aanvankelijk over de waarde op grond van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) van belanghebbendes woning. In hoger beroep gaat het uitsluitend nog over de vraag of recht bestaat op een proceskostenvergoeding vanwege een schending van artikel 40 Wet WOZ.
2.2.
Het hoger beroepschrift richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaak van belanghebbende. Het is op 25 november 2024 ingediend door Gieben. Bij het hoger beroepschrift is een machtiging gevoegd. Deze machtiging vermeldt onder meer:
“[belanghebbende]
Verleent hierbij volmacht aan:
De heer [naam] en iedere (huidige en toekomstige) medewerker van [bedrijf] (…) om hem of haar te vertegenwoordigen in alle zaken betreffende de aanslag lokale belastingen en de daarop vermelde WOZ-beschikking(-en).
Deze volmacht houdt in hoofdzaak in:
 Het indienen en desgewenst intrekken van bezwaar, (hoger) beroep of cassatie en het nemen van besluiten in deze procedures
 Het indienen van een verzoek tot het uitkeren van proceskostenvergoeding aan [bedrijf]
 (…)
Dit alles met het recht van substitutie, wat wil zeggen dat onder meer samenwerkingspartners van [bedrijf] ook namens volmachtgever op mogen treden.
Wanneer wij namens u succesvol bezwaar maken bepaalt de wet dat uw gemeente de door ons gemaakte kosten vergoedt. Dit recht wordt uitgewerkt in de artikelen 7:15, 8:75 Awb en het BPB. Ondergetekende draagt bij dezen dan ook alle bestaande en toekomstige vorderingen uit hoofd van bovenvermelde proceskostenvergoeding, alsmede de bestaand en toekomstige vorderingen uit hoofde van artikel 4:17 Awb, over aan [bedrijf] en gelast hierbij iedere relevante gemeente om deze vergoeding rechtstreeks aan [bedrijf] over te maken op rekening [nummer]. Indien het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard is dat voor rekening van [bedrijf]
(…)
Aldus ondertekend te:
Plaats : [Z]
Datum : 05-03-2022
Handtekening : [handtekening]”
2.3.
In de brief van 13 augustus 2025 van het Hof aan Gieben (de steekproefbrief) staat:
“Hierbij deel ik u mee dat gerechtshof Amsterdam heeft besloten u steeksproefsgewijs om recente volmachten te verzoeken. In de voor deze steekproef geselecteerde zaken zult u een verzoek ontvangen om binnen vier weken een machtiging te overleggen van niet ouder dan zes maanden voor de datum waarop het hoger beroep is ingesteld. Dit verzoek kan zowel in al aanhangige als voor nieuw aangebrachte zaken worden gedaan.
Dit besluit is genomen om de hierna te noemen redenen:
1. Er wordt door u in veel gevallen geprocedeerd met gedateerde, algemeen geformuleerde machtigingsformulieren waaraan niet te zien is voor welke concrete belastingaanslag of beschikking de machtiging is verleend en waarin de belastingplichtige vooraf toestemming geeft voor het voeren van een procedure in alle instanties.
2. De bij die machtigingen gemaakte afspraken brengen mee dat de belastingplichtige uitsluitend belang heeft bij een wijziging van de WOZ-waarde, terwijl in hoger beroep die WOZ-waarde vaak niet meer daadwerkelijk (met inhoudelijke klachten) wordt bestreden.
3. In verschillende rechtszaken is geconstateerd dat uw kantoor in hoger beroep of cassatie procedeert op basis van een ongeldige of niet langer geldige volmacht, of weigerde een recente machtiging te overleggen. Een aantal voorbeelden van incidenten uit de jurisprudentie:
- Gerechtshof Amsterdam 18 juni 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1648;
- Gerechtshof Amsterdam 24 september 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2670;
- Gerechtshof Den Haag 26 september 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1915, ECLI:NL:GHDHA:2024:1916 en ECLI:NL:GHDHA:2024:1917;
- Gerechtshof Den Haag 10 oktober 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1985 tot en met ECLI:NL:GHDHA:2024:1989;
- Gerechtshof Den Haag 3 april 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:564;
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 4 juni 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1543, en
- Hoge Raad 11 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1441.
4. Het Hof acht het, zowel omwille van het belang van de desbetreffende belastingplichtige als om maatschappelijke redenen van algemeen belang, zoals de toegankelijkheid van de rechtspraak en het tegengaan van tijd- en geldverspilling aan zaken over niet (langer) bestaande geschillen, zijn taak om te verifiëren dat hoger beroepsprocedures worden geëntameerd op basis van een nog immer geldige machtiging.
Indien u niet tijdig een recente volmacht overlegt kan dit ertoe leiden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, of dat u wordt geweigerd als gemachtigde in een hoger beroep dat door de wederpartij is ingesteld.”
Deze brief is per aangetekende post verzonden aan het adres van (het kantoor van) Gieben. De brief is op 18 augustus 2025 om 8:50 uur ontvangen en voor de ontvangst daarvan is getekend.
2.4.
In de brief van 25 augustus 2025 van het Hof aan Gieben (de selectiebrief) staat:
“Bij brief van 13 augustus 2025 is u medegedeeld dat en waarom het gerechtshof Amsterdam heeft besloten u steekproefsgewijs om recente volmachten te verzoeken. De onderhavige zaak is voor deze steekprof geselecteerd.
Ik verzoek u om binnen vier weken na dagtekening van deze brief een op uw naam gestelde machtiging te overleggen van niet ouder dan zes maanden voor de datum waarop het hoger beroep in deze zaak is ingesteld. Indien u niet tijdig een recente volmacht overlegt kan dit ertoe leiden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, of dat u wordt geweigerd als gemachtigde in een hoger beroep dat door de wederpartij is ingesteld.”
Deze brief is op 25 augustus 2025 in het digitale dossier van deze zaak geplaatst. Van de plaatsing van dit bericht is op diezelfde dag om 11:52 uur een notificatie verzonden aan het daarvoor opgegeven e-mailadres: [e-mail] .
2.5.
Er is geen recente machtiging overgelegd en ook anderszins is niet gereageerd.

3.Overwegingen

3.1.
Het Hof beoordeelt ambtshalve of het hoger beroep ontvankelijk is. Het Hof overweegt daarover als volgt.
3.2.
Gieben heeft hoger beroep ingesteld in de zaak van belanghebbende. Iemand - niet zijnde een advocaat - die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechter een schriftelijke machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen (artikel 8:24, lid 2, Awb). Als wel een machtiging is overgelegd, maar aanleiding bestaat om te twijfelen of degene die het hoger beroep indient daartoe (nog steeds) bevoegd is, kan een nieuwe machtiging worden verlangd (Hoge Raad 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:840).
3.3.
Het Hof heeft aanleiding te twijfelen of in zaken als de onderhavige, welke zijn aangebracht door medewerkers van het kantoor van Gieben, de rechtsbijstandsverlener bij het instellen van het hoger beroep (nog steeds) beschikt over de bevoegdheid om namens de belanghebbende te procederen. Het gaat om zaken met een algemeen geformuleerde, oude machtiging waarbij op basis van ‘no cure no pay’ wordt geprocedeerd (zie 2.2) en in hoger beroep de WOZ-waarde niet meer daadwerkelijk (met inhoudelijke klachten) wordt bestreden (zie 2.1). In dergelijke zaken heeft de belanghebbende niets meer te winnen en bestaat het procesbelang enkel uit een mogelijke proceskostenvergoeding die naar de rechtsbijstandsverlener gaat.
3.4.
Het Hof heeft daarom besloten om een steekproef te houden en recente machtigingen op te vragen in zaken die door (het kantoor van) Gieben zijn aangebracht. In de steekproefbrief is dit aan Gieben medegedeeld en is toegelicht om welke redenen dit besluit is genomen. Ook staat in die brief dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard bij uitblijven van de recente machtiging (zie 2.3). Vervolgens is deze zaak geselecteerd voor de steekproef en is om een recente machtiging gevraagd (zie 2.4). Er is niet gereageerd en er is geen recente machtiging overgelegd (zie 2.5).
3.5.
De verzochte, recente machtiging is zonder enige verklaring uitgebleven. Daaraan verbindt het Hof de gevolgtrekking dat Gieben niet bevoegd was het hoger beroep namens belanghebbende in te stellen. Het ingestelde hoger beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

4.Kosten

Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.

5.Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mrs. M. Ferrier, voorzitter, F.J.P.M. Haas en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op 21 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken. Een kopie van deze uitspraak is aan belanghebbende gezonden.
Verzet
Als u bezwaren hebt tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak een verzetschrift indienen bij dit gerechtshof. Daarbij kunt u vragen op het verzet te worden gehoord. Een kopie van de bestreden uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd.
Het verzetschrift moet zijn ondertekend en tenminste bevatten:
• de naam en het adres van de indiener:
• de dagtekening:
• de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht en
• de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen de uitspraak duidelijk zijn omschreven.
Bij de behandeling van het verzet beoordeelt het gerechtshof uitsluitend of er gronden zijn voor vernietiging van de onderhavige geuitspraak
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: