In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over verliesverrekeningen in de vennootschapsbelasting. De zaak betreft de inspecteur van de Belastingdienst die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder de verliesverrekeningsbeschikkingen van de inspecteur vernietigd en de inspecteur opgedragen nieuwe beschikkingen af te geven. De belanghebbende, [X] BV, voorheen [A] BV, had verliesvaststellingsbeschikkingen ontvangen voor de jaren 2009 en 2010, die door de inspecteur waren verrekend met winsten van eerdere jaren. De inspecteur stelde dat de verliezen van belanghebbende achterwaarts verrekend konden worden met de belastbare winsten van de jaren 2007, 2008 en het korte boekjaar 2009. Belanghebbende was van mening dat de verliezen verrekend moesten worden met de winsten van de jaren 2006, 2007 en 2008. Het hof oordeelde dat de voorvoegingsperiode van de fiscale eenheid als een afzonderlijk boekjaar moet worden beschouwd, en dat de verliezen van belanghebbende inderdaad verrekend konden worden met de winsten van de jaren 2006 en 2007. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de inspecteur ongegrond.