In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] BV (voorheen [A] BV) en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2009 en de verminderingsbeschikkingen voor de jaren 2006, 2007 en 2008. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een beroep dat door eiseres was ingesteld tegen de handhaving van de aanslag en de verminderingsbeschikkingen door de Belastingdienst. Eiseres betwistte de juistheid van de verliesverrekening en de toepassing van de definitie van 'boekjaar' zoals opgenomen in de Wet Vpb. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag Vpb 2009 was gebaseerd op een belastbare winst van negatief € 847.731, en dat deze aanslag tevens een verliesbeschikking inhield. De rechtbank oordeelde dat de verliesverrekening op juiste wijze had plaatsgevonden en dat de aanslag conform de ingediende aangifte was vastgesteld. Eiseres had geen gronden aangevoerd tegen de vastgestelde aanslag, waardoor de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Ten aanzien van de verminderingsbeschikkingen oordeelde de rechtbank dat de verliezen van de fiscale eenheid [A] BV over de jaren 2006, 2007 en 2008 correct waren vastgesteld en dat de verliesverrekening niet beperkt was tot twee jaren, maar dat het boekjaar van [A] BV niet was gewijzigd door de voeging in de fiscale eenheid. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en droeg de Belastingdienst op nieuwe verminderingsbeschikkingen te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.