In deze zaak gaat het om een hoger beroep van mr. [X], [Y] en [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 februari 2013, waarin de rechtbank de WOZ-beschikkingen en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2012 heeft vernietigd. De heffingsambtenaar van de gemeente IJsselstein had de waarden van de onroerende zaken vastgesteld op € 145.000 voor een niet-woning en € 339.000 voor een woning, beide gelegen aan [a-straat] 26 en 26a te [Z]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning en de werkruimte als één object moeten worden aangemerkt en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat mr. [X] als advocaat niet op zakelijke basis zou hebben opgetreden voor zijn partner [Y]. In hoger beroep is de vraag aan de orde of belanghebbenden recht hebben op een vergoeding van de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand door mr. [X]. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht heeft gesteld dat mr. [X] niet als derde beroepsmatig heeft opgetreden, omdat hij zelf als belanghebbende in de zaak optreedt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.