In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het verzoek om toepassing van de 30%-regeling werd afgewezen. De Inspecteur van de Belastingdienst had op 11 oktober 2013 het verzoek van belanghebbende om toepassing van de 30%-regeling afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende stelde dat hij recht had op de 30%-regeling voor zijn werkzaamheden bij [B] BV, maar de Inspecteur betwistte dit. De rechtbank oordeelde dat de periode tussen de uitdiensttreding bij [A] en de indiensttreding bij [B] meer dan drie maanden bedroeg, waardoor niet voldaan was aan de driemaandeneis die geldt voor de toepassing van de regeling. Het Hof bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de termijn van drie maanden niet op andere wijze kan worden aangetoond. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de 30%-regeling, omdat hij niet tijdig een nieuwe arbeidsovereenkomst had gesloten. De uitspraak van de rechtbank werd bekrachtigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.