Uitspraak
het Waterschap,
1.[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3],
4. [geïntimeerde 4],
5. [geïntimeerde 5],
6. [geïntimeerde 6],
7. [geïntimeerde 7],
[geïntimeerde 8],
9. [geïntimeerde 9],
10. [geïntimeerde 10],
11. [geïntimeerde 11],
12. [geïntimeerde 12],
13. [geïntimeerde 13],
14. [geïntimeerde 14],
15. [geïntimeerde 15],
16. [geïntimeerde 16],
17. [geïntimeerde 17],
18. [geïntimeerde 18],
19. [geïntimeerde 19],
[geïntimeerde 20],
[geïntimeerde 21],
22. [geïntimeerde 22],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
"Evaluatie Wateroverlast 2/3 juni Noordoostpolder". In dit rapport is op bladzijde 3 onder meer vermeld:
grief 1komt het Waterschap op tegen het oordeel van de rechtbank in het vonnis van 11 mei 2011 dat van het Waterschap in zijn algemeenheid mag worden verwacht dat bij aangekondigde zware regenval de schotten uit duiker A zo spoedig mogelijk worden verwijderd en dat het Waterschap niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan door niet reeds op 2 juni 2003 de schotten weg te halen. Verder keert grief 1 zich tegen het oordeel van de rechtbank dat er op 2 juni 2003 voor het Waterschap geen sprake was van een overmachtssituatie, nu het Waterschap geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die het wachten met de verwijdering van de schotten tot 3 juni 2003, omstreeks 14.00 uur rechtvaardigen. Tot slot komt grief 1 op tegen het feit dat de rechtbank mede aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd dat het Waterschap heeft erkend dat de aanwezigheid van de schotten in duiker A werkelijk van invloed is geweest op de hoogte van de waterstand.
grieven 2 en 3komt het Waterschap op tegen het oordeel van de rechtbank dat - kort samengevat - ten aanzien van alle percelen geldt dat er sprake is van causaal verband in de zin van conditio sine qua non-verband tussen het niet tijdig verwijderen van de schotten en de schade die [geïntimeerden] stellen te hebben geleden (rechtsoverwegingen 5.33 en 5.34 van het vonnis van 11 mei 2011 en rechtsoverweging 2.13 van het vonnis van 6 maart 2013).
"Wat was de invloed van de gedeeltelijk gestremde duiker op de ontstane wateroverlast, waaronder de schade aan de gewassen?"
grieven 4, 5 en 6met partijen van gedachten worden gewisseld over de vraag of in het geval met betrekking tot één of meer percelen een oorzakelijk verband in de zin van een conditio sine qua non-verband is vastgesteld tussen de aanwezigheid van de schotten en de gestelde wateroverlast het debat over de omvang van de schade en de vraag of de (gehele) schade aan deze oorzaak kan worden toegerekend in de onderhavige procedure moet worden voortgezet. Vooralsnog is het hof van oordeel dat in het geval bedoeld conditio sine qua non-verband komt vast te staan ter zake van de desbetreffende percelen de voortzetting van de procedure dient plaats te vinden in een schadestaatprocedure. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat met betrekking tot de bepaling van de hoogte van de voor vergoeding in aanmerking komende schade nog diverse, mogelijk per perceel verschillende aspecten een rol kunnen spelen. Gelet op de belangen die over en weer spelen verdient dat een behandeling per perceel en indien nodig in twee instanties.