Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/ Midden- en Kleinbedrijf/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van de opbrengsten uit de verhuur van 23 studentenpanden door belanghebbende. De inspecteur van de Belastingdienst had navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2007 tot en met 2011, waarbij hij stelde dat de huuropbrengsten moesten worden gekwalificeerd als winst uit onderneming. Belanghebbende, die als metselaar in loondienst had gewerkt en nu een WAO-uitkering ontvangt, betwistte dit en stelde dat de opbrengsten moesten worden aangemerkt als inkomen uit sparen en beleggen.
De rechtbank Noord-Nederland had eerder de aanslagen van de inspecteur vernietigd en de aanslagen voor de jaren 2010 en 2011 verminderd. De inspecteur ging in hoger beroep, maar het hof oordeelde dat de inspecteur niet had aangetoond dat er sprake was van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Het hof concludeerde dat de werkzaamheden van belanghebbende niet wezenlijk afweken van wat gebruikelijk is bij vermogensbeheer. De inspecteur had niet kunnen aantonen dat de door belanghebbende verrichte arbeid leidde tot een extra rendement dat boven het normale uitkwam.
Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de navorderingsaanslagen moesten worden vernietigd. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 992. Het hof wees het verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade af, omdat de procedure niet langer dan twee jaar had geduurd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 februari 2017.