Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in hoger beroep
2.De nadere beoordeling
Ook overigens neemt het hof het tussenarrest van 19 juli 2016 hier onverkort over. Dat betekent dat nog beoordeeld zal worden in hoeverre de privacy-inbreuk, die [geïntimeerden] maakt door continu video-opnames te maken van alles dat zich binnen het beeld van de camera’s afspeelt en door (gericht) foto’s te maken, gerechtvaardigd wordt door zijn beveiligingsbelangen en/of zijn belangen bij handhaving van het parkeerverbod.
Vooropgesteld moet worden dat een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert (HR 9 januari 1987, NJ 1987, 928). De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of zulk een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval door tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. Het ligt daarbij op de weg van degene die de (mogelijke) inbreuk maakt om feiten en omstandigheden aan te voeren die daaraan het onrechtmatig karakter kunnen ontnemen (zie HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609).
Uit het laatst vermelde arrest van de Hoge Raad maakt het hof op dat [appellant] de bewijslast draagt ter zake van de feiten en omstandigheden waaruit kan blijken van (de ernst van) de door haar gestelde privacy-inbreuk, en dat [geïntimeerden] de bewijslast draagt ter zake van de aan de rechtvaardiging daarvan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. Dit neemt niet weg dat [geïntimeerden] verplicht is om handvatten te geven waarmee [appellant] zoveel mogelijk in staat gesteld wordt om haar standpunt inzake de onrechtmatigheid te bepalen, zoals door haar inzage te geven in de technische (on)mogelijkheden van de door hem gebruikte opnameapparatuur.
Volgens [appellant] heeft [geïntimeerden] hierdoor niet voldoende gegevens verstrekt en zou het hof daaraan voor [geïntimeerden] nadelige gevolgen moeten verbinden, maar daartoe ziet het hof onvoldoende aanleiding nu er geen reden is om aan te nemen dat [geïntimeerden] meer over de twee camera’s weet dan hij heeft opgegeven. Bovendien is voor het lot van de vorderingen uiteindelijk slechts bepalend of met de camera’s daadwerkelijk geluidsopnames zijngemaakt. Voor toewijzing daarvan is niet voldoende dat de camera’s dat mogelijk maakten, als dat al het geval is.
Van dit daadwerkelijk opnemen van geluid is niets gebleken. [appellant] heeft geopperd dat er in elk geval geluid kon worden opgenomen, maar heeft die stelling (waarop de beweerdelijke onrechtmatigheid is gestoeld) niet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
In dit verband weegt tevens mee dat het, ook waar het het overgangspad betreft, om privéterrein gaat, en niet om een openbare plaats, dat [appellant] en haar bezoekers [appellant] woning uitsluitend over dat privéterrein kunnen bereiken, en dat [geïntimeerden] van de afgebeelde personen (of hun wettelijke vertegenwoordigers) geen toestemming had om de hier bedoelde foto’s te maken. Een afdoende rechtvaardigingsgrond voor het maken van de foto’s ontbreekt daarom.
Grief 6 en grief 7slagen in zoverre. Aan het verbod zullen, zoals gevorderd, dwangsommen worden verbonden. Het hof zal die dwangsommen vaststellen op € 50 per overtreding, met een maximum van € 5.000.
3.De slotsom
- De vordering van [geïntimeerden] om de grens van het aan [appellant] verhuurde gedeelte van de grond tussen de woning (A) en de paardenstal (P) vast te stellen is gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond (rov 5.6). Ten onrechte is in het bestreden vonnis anders beslist, zodat dat vonnis in zoverre zal worden vernietigd en de vordering, voor zover gegrond, zal worden toegewezen.
- De vordering van [geïntimeerden] om [appellant] te gebieden om vijf rijen stoeptegels te verwijderen is gegrond, zodat de toewijzing daarvan in het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd (rov 5.7).
- Hetzelfde geldt voor het gevorderde verbod om auto’s buiten het gehuurde te parkeren (rov 5.8), echter de dwangsommen die uit dien hoofde kunnen worden verbeurd zullen worden gemaximeerd op € 5.000 (rov 5.9).
- De veroordeling van [appellant] tot verwijdering van het lintwerk is ten onrechte beperkt tot het weghalen van het linten hekwerk voor zover dat niet op de grens van het gehuurde staat. Daarom zal het hof het bestreden vonnis wat betreft die veroordeling vernietigen en het gebod opnieuw vaststellen, met dwangsomvoorzieningen (rov 5.11)
- [geïntimeerden] zal overeenkomstig de in hoger beroep daartoe ingestelde vordering van [appellant] , die niet is ingetrokken, worden veroordeeld tot plaatsing van tussenmeters in de verhuurde woning (rov 5.19).Dat partijen op dit punt ter comparitie (uitvoerings)afspraken hebben gemaakt, staat aan die veroordeling niet in de weg, maar geeft voor de nakoming daarvan een aanvullende, gedetailleerde regeling. [appellant] heeft niet gevorderd om aan de veroordeling dwangsommen te koppelen. Nu de rechter niet ambtshalve dwangsommen mag opleggen (zie artikel 611a lid 1 Rv) zal het hof dat dan ook niet doen.
- Grief 11 in het principaal beroep, inzake de vordering tot afgifte van (kopieën van) de eindafrekeningen van nutsbedrijven, faalt (rov 5.20). De afwijzing van deze vordering houdt stand.
- Grief 9 van [appellant] is ongegrond (rov 5.21). Dit betekent dat de vordering van [appellant] om het [geïntimeerden] te verbieden om de stroomtoevoer af te sluiten in hoger beroep evenmin zal worden toegewezen.
- Hetzelfde geldt voor [appellant] vordering om het [geïntimeerden] te verbieden om de toegangsweg tot het gehuurde te blokkeren (rov 5.22).
- [geïntimeerden] is niet tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichting om onderhoud te plegen aan het gehuurde (rov 5.24 - de nummering in het tussenarrest verspringt abusievelijk van 5.22 naar 5.24, maar daardoor is er geen tekst uit het tussenarrest weggevallen). Dit betekent dat de voor het eerst in hoger beroep ingestelde vordering van [appellant] om [geïntimeerden] daartoe te verplichten, zal worden afgewezen.
- Terecht is in het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] onder dwangsom een gebod opgelegd om te gedogen dat [appellant] c.s. met een auto met aanhanger op het overgangspad keert, maar het hof zal in aanvulling daarop een maximum van € 5.000 bepalen voor hetgeen aan dwangsommen uit hoofde van dit gebod kan worden verbeurd (rov 5.25).
- De vordering van [geïntimeerden] om het [appellant] te verbieden om op het verharde gedeelte tussen haar woning en de schuren dieren te houden, waarmee [geïntimeerden] bedoelt: dieren vrij te laten rondlopen, is ten onrechte afgewezen. In zoverre zal het bestreden vonnis worden vernietigd. Die vordering zal hieronder alsnog worden toegewezen, met bepaling dat [appellant] per dag of gedeelte van een dag van overtreding van het verbod een dwangsom van € 50 verbeurt, met een maximum van € 5.000 (rov 5.26).
- Het gebod aan [appellant] om [geïntimeerden] over (het niet-verhuurde gedeelte van) het terrein tussen de schuren en de woning A naar de schuur S te laten gaan is ten onrechte afgewezen. In zoverre zal het bestreden vonnis worden vernietigd en deze vordering zal hierna worden toegewezen met bepaling dat [appellant] per overtreding een dwangsom van € 50 verbeurt, met een maximum aan dwangsommen van € 5.000 (rov 5.27),
- De vorderingen van [geïntimeerden] om [appellant] te veroordelen tot vergoeding van rioolheffing en buitengerechtelijke incassokosten zijn terecht afgewezen (rov 5.28) en in zoverre zal het hof het bestreden vonnis dan ook bekrachtigen.
- De in hoger beroep ingestelde vordering van [geïntimeerden] om [appellant] te veroordelen om mee te werken aan aanpassing van de elektrische installatie zal worden toegewezen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10 per dag of gedeelte van een dag dat [appellant] de installateur niet zal toelaten, met een maximum aan dwangsommen van € 1.000 (rov 5.29),
- De in hoger beroep ingestelde vordering om [appellant] te veroordelen tot naleving van algemene voorwaarden zal worden afgewezen (rov 5.30).
- Het hof komt niet toe aan inhoudelijke beoordeling van de vordering tot het opknappen van de schuur S (rov 5.31).
4.De beslissing
in het principaal hoger beroep:
- voor zover daarbij de vorderingen in reconventie van [appellant] om voor recht te verklaren dat [geïntimeerden] onrechtmatig inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [appellant] en om [geïntimeerden] te verbieden om nog foto’s van [appellant] en/of haar bezoek te maken zijn afgewezen,
- voor zover [appellant] daarbij in conventie onder 4. is veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg (in conventie)
- voor zover daarbij de vordering van [geïntimeerden] om de grens van het aan [appellant] verhuurde gedeelte van de grond tussen de woning (A) en de paardenstal (P) vast te stellen is afgewezen,
- voor zover in conventie onder 1. [appellant] is veroordeeld om linten hekwerk te verwijderen dat niet op de erfgrens staat,
- voor zover in conventie de vordering om het [appellant] te verbieden om op het gedeelte tussen de schuren en de huurwoning dieren te houden (door deze aldaar vrij rond te laten lopen) is afgewezen,
- voor zover in conventie de veroordeling om [geïntimeerden] toegang tot de schuur S te verschaffen is afgewezen en doet in zoverre opnieuw recht:
- voor zover [geïntimeerden] in reconventie onder 4. is veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg (in reconventie) en doet in zoverre opnieuw recht: