In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voldoening van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) door belanghebbende. De belanghebbende had een bedrag van € 37 aan BPM op aangifte voldaan, maar ontving een naheffingsaanslag van de Inspecteur. De Rechtbank Gelderland verklaarde het bezwaar van belanghebbende tegen de voldoening op aangifte en de naheffingsaanslag gegrond, maar verklaarde het bezwaar tegen de voldoening op aangifte niet-ontvankelijk. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraken. Tijdens de zitting op 17 mei 2018 werd de gemachtigde van belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordigers van de Inspecteur. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, aangezien het bezwaar tijdig was ingediend. Het Hof bevestigde de vaststelling van de BPM op € 31 en oordeelde dat belanghebbende recht had op een vergoeding van immateriële schade van € 1.667 door de Staat en € 833 door de Inspecteur. Daarnaast werd de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 790, en het griffierecht van in totaal € 579 moest door de Inspecteur worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.