ECLI:NL:GHARL:2019:3195

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
200.245.802
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen griffierecht in civiele procedure met betrekking tot vordering van Payned c.s.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van Payned Payrolling B.V. en andere eisers (hierna: Payned c.s.) tegen de vaststelling van het griffierecht door de griffier. De procedure is voortgevloeid uit een eerder vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, waarbij Payned c.s. een voorschot op verbeurde boetes en buitengerechtelijke incassokosten vorderden. De griffier had het griffierecht vastgesteld op € 5.270,-, gebaseerd op een vordering met een beloop van meer dan € 100.000,-. Payned c.s. waren het hier niet mee eens en stelden dat het griffierecht op € 726,- moest worden vastgesteld, aangezien de vordering niet meer dan € 12.500,- bedroeg.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2018 is de zaak besproken, waarbij de advocaten van Payned c.s. en de griffier aanwezig waren. Het hof heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de hoogte van het griffierecht moet worden bepaald aan de hand van de vordering in de dagvaarding. Het hof oordeelde dat het principaal hoger beroep van [gedaagde] beperkt was tot de toegewezen bedragen van € 10.000,- en € 875,-, en dat de griffier bij de berekening van het griffierecht diende aan te knopen bij het deel van de vordering dat in hoger beroep aan de orde was.

Uiteindelijk heeft het hof het verzet gegrond verklaard en de beslissing van de griffier vernietigd. Het griffierecht is vastgesteld op € 726,-, waarmee het hof de stelling van Payned c.s. heeft gevolgd dat de vordering niet meer dan € 12.500,- bedroeg. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.245.802
beschikking van 28 februari 2019 op het verzet ex artikel 29 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Payned Payrolling B.V.,
gevestigd te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen,
2. de vennootschap onder firma
[opposant],
gevestigd te [plaatsnaam] ,
opposanten,
hierna: Payned c.s.,
advocaat: mr. C.E. Stratenus,
tegen:
de griffier van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden,
te Arnhem,
geopposeerde,
hierna: de griffier.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Tussen Payned c.s. als eiseressen en [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ) als gedaagde is door de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem op 17 juli 2018 een vonnis in kort geding gewezen.
1.2
Bij appeldagvaarding van 3 augustus 2018 is [gedaagde] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis in kort geding. Deze zaak is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.244.078.
1.3
De griffier heeft het door Payned c.s. te betalen griffierecht op 14 augustus 2018 vastgesteld op € 5.270,-. Payned c.s. hebben het griffierecht voldaan.
1.4
Bij verzetschrift, ingekomen op 7 september 2018, zijn Payned c.s. in verzet gekomen tegen de vaststelling van het griffierecht. De griffier heeft een verweerschrift ingediend, ingekomen op 19 oktober 2018.
1.5
Op 17 december 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij namens Payned c.s. mr. T.H. Geukes Foppen, kantoorgenoot van mr. Stratenus, en mr. A.M. Beenders zijn verschenen. Verder is [griffier] , griffier te Arnhem bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, verschenen. Ter zitting heeft mr. Beenders spreekaantekeningen overgelegd.
1.6
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Payned c.s. hebben in eerste aanleg onder meer gevorderd een voorschot op verbeurde boetes ten bedrage van € 100.000,- en een bedrag van € 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten. In het daarna tussen Payned c.s. en [gedaagde] gewezen vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter in het dictum onder meer het volgende bepaald:
“ De voorzieningenrechter
(…)
5.2
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Payned c.q. [opposant] te betalen aan voorschot op verbeurde boetes een bedrag van € 10.000,00;
5.3
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Payned c.q. [opposant] te betalen een bedrag van € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten; (…)”.
2.2
[gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis waarin hij onder meer is veroordeeld tot betaling van € 10.000,- voor verbeurde boetes en heeft in het petitum van zijn dagvaarding in hoger beroep het volgende gevorderd:
“ TENEINDE:
alsdan op nader aan te voeren gronden en middelen te horen eis doen en concluderen,
dat het uw Gerechtshof behage, het vonnis in kort geding d.d. 17 juli 2018 (…) te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog geïntimeerden niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, althans hen deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, alsmede geïntimeerden te veroordelen tot terugbetaling van de reeds op basis van het vonnis waarvan beroep door appellant voldane toegewezen bedrag, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties.”.
2.3
De griffier heeft het door Payned c.s. te betalen griffierecht vastgesteld op € 5.270,-. Daarbij is de griffier uitgegaan van een vordering met een beloop van meer dan € 100.000,-. Payned c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat het griffierecht moet worden vastgesteld op € 726,-, aangezien slechts sprake is van een vordering met een beloop van niet meer dan € 12.500,-.
2.4
Het hof oordeelt als volgt. De hoogte van het griffierecht wordt ingevolge artikel 10 lid 1 Wgbz bepaald aan de hand van de vordering in de dagvaarding (dan wel het verzoek in het verzoekschrift of het beroepschrift). In een bij dagvaarding aanhangig gemaakt hoger beroep moet (evenals in een bij dagvaarding aanhangig gemaakte cassatiezaak) bij de berekening van het griffierecht in beginsel worden aangeknoopt bij (het bedrag van) de vordering waarover de rechter tegen wiens uitspraak het hoger beroep zich richt, had te beslissen. Dat is anders indien in hoger beroep niet langer de gehele vordering inzet van het geding is, maar het hoger beroep zich beperkt tot een deel van de vordering. In dat geval dient voor de berekening van het griffierecht te worden aangeknoopt bij dat deel van de vordering. In dit kader verwijst het hof naar het onder de Wet tarieven in burgerlijke zaken gewezen arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5387, welk arrest ook onder de Wgbz als uitgangspunt dient te worden gehanteerd, en het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1014. Het hof betrekt bij zijn oordeel eveneens dat de griffier op betrekkelijk eenvoudige wijze de hoogte van het griffierecht dient te (kunnen) bepalen zonder daarvoor de stukken inhoudelijk te behoeven bestuderen.
2.5
Het hof volgt Payned c.s. in hun standpunt dat bij de berekening van het griffierecht dient te worden uitgegaan van een vordering met een beloop van niet meer dan € 12.500,- en niet – zoals de griffier heeft betoogd – van een vordering met een beloop van meer dan € 100.000,-. Van de door Payned c.s. bij de voorzieningenrechter van [gedaagde] gevorderde bedragen van € 100.000,- en € 1.500,- zijn door de voorzieningenrechter slechts bedragen van € 10.000,- en € 875,- toegewezen en [gedaagde] vordert in het door hem ingestelde principale hoger beroep onder meer vernietiging van voornoemd vonnis in kort geding en terugbetaling van het door hem reeds op basis van dat vonnis voldane bedrag. Het principaal hoger beroep is dus beperkt tot een deel van de totale vordering (van [gedaagde] ) waarover de voorzieningenrechter had te beslissen, te weten tot de toegewezen bedragen van € 10.000,- en € 875,-. Naar het oordeel van het hof is het in het onderhavige geval voor de griffier, door lezing van het petitum van de appeldagvaarding en het dictum van het vonnis in kort geding, eenvoudig vast te stellen dat het beloop van de vordering van [gedaagde] in hoger beroep niet meer dan € 12.500,- bedraagt.
2.6
Het hof zal het verzet gegrond verklaren en de beslissing van de griffier van 14 augustus 2018 vernietigen. Het door Payned c.s. verschuldigde griffierecht zal worden vastgesteld op € 726,-.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende:
verklaart het verzet gegrond;
vernietigt de beslissing van de griffier van 14 augustus 2018;
stelt het door Payned c.s. verschuldigde griffierecht vast op € 726,-.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, R.A. Dozy en S.C.P. Giesen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2019.