Uitspraak
[appellant],
Carinova,
1.1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Met ingang van 31 maart 2011 heeft Carinova haar huidige naam aangenomen. Volgens haar per die datum gewijzigde statuten heeft zij ten doel het bevorderen van de gezondheidszorg in haar werkgebied, onder meer door het (doen) bieden van professionele hulp- en dienstverlening op het gebied van de gezondheidszorg. Daarnaast heeft zij tot doel het voeren van gemeenschappelijk beheer en bestuur over, het oprichten van, deelnemen in, het voeren van de directie over en het financieren van andere instellingen en ondernemingen met eenzelfde of een vergelijkbare doelstelling op het gebied van de gezondheidszorg.
Daarnaast is Carinova bestuurder van Carinova WMO Diensten B.V. (hierna: Carinova B.V.).
In het huurcontract is verder onder meer het volgende bepaald:
"
1.2 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als regiokantoor met bijbehorend magazijn.1.3 het is huurder niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven dan omschreven in 1.2.(…)8. Het gehuurde wordt in fasen opgeleverd, waarbij de op bijgaande tekening met geel gemarkeerde ruimte (magazijnen) later wordt opgeleverd, afhankelijk van de nieuwbouw van de benodigde bedrijfsruimte voor (…). Bij het aangaan van deze overeenkomst wordt een oplevering in december 2006 mogelijk geacht.(…)10. Huurder zal voor haar rekening en risico een aantal wijzigingen in het gehuurde doorvoeren c.q. een aantal investeringen in het gehuurde doen. (…) Overigens geldt dat alle (bouwkundige) wijzigingen aan het gehuurde vooraf schriftelijke goedkeuring van verhuurder behoeven. Verhuurder zal zijn toestemming niet op onredelijke gronden weigeren, waarbij met name gekeken zal worden op de verhuurbaarheid c.q. de bruikbaarheid voor een opvolgend huurder."
2.5 In de algemene voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
“Gebruik6.1 Huurder zal het gehuurde - gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst - daadwerkelijk, geheel, behoorlijk en zelf gebruiken uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming (…).Boetebeding7. Indien huurder zich, na door verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de huurovereenkomst en de in deze algemene bepalingen opgenomen voorschriften, verbeurt huurder aan verhuurder, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van € 250,00 per dag voor elke dag dat huurder in verzuim is. Het bovenstaande laat onverlet het recht van verhuurder op volledige schadevergoeding, voor zover de geleden schade de verbeurde boete overtreft.Onderhuur8.1 Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder is het huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden in huur, onderhuur of gebruik af te staan, ofwel de huurrechten geheel of gedeeltelijk aan derden over te dragen of in te brengen in een personenvennootschap of rechtspersoon.8.2 Ingeval huurder handelt in strijd met bovenstaande bepaling, verbeurt huurder aan verhuurder per kalenderdag dat de overtreding voortduurt een direct opeisbare boete, gelijk aan tweemaal de op dat moment voor huurder geldende huurprijs per dag, onverminderd het recht van verhuurder om nakoming dan wel ontbinding van de huurovereenkomst, alsmede schadevergoeding te vorderen."
"
1.2 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als ruimte ten behoeve van het door gebruik maken van medewerkers van Hulpmiddelen.(…)8.7 Onderverhuur is alleen mogelijk als schriftelijke toestemming verkregen is van de oorspronkelijke verhuurder/eigenaar te weten de heer [appellant] ."
6 januari 2014 aan Carinova melding gemaakt van (mogelijke) overtreding van een aantal bepalingen uit de huurovereenkomst (onder meer het aanbrengen van wijzigingen waarvoor geen toestemming was gegeven, het achterwege laten van onderhoud aan technische installaties, overtreding van de brandweervoorschriften en de verplichting de door Vegro ontruimde ruimten in gebruik te nemen) en heeft hij Carinova gesommeerd een en ander in orde te maken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag.
3.De vorderingen en de beslissingen in eerste aanleg
b. Te verklaren voor recht dat Carinova aan [appellant] verschuldigd is alle in het kader van het geschil in en buiten rechte gemaakte advocatenkosten.
c. Carinova te veroordelen om een voorschot van € 11.000,- op deze kosten te voldoen;
d. Te verklaren voor recht dat Carinova per 1 juli 2006 is verschuldigd een huur voor de oppervlakte conform de berekening van BouwMeester huisvestingsadviseurs
e. Carinova te veroordelen het gehuurde zelf in overeenstemming met de huurovereenkomst in gebruik te nemen.
f. Carinova te veroordelen tot betaling van de boete op grond van artikel 8 van de algemene voorwaarden over de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 maart 2014 van
€ 2.379.989,77 (subsidiair € 2.097.051,37), een en ander zolang de overtreding voortduurt te vermeerderen met tweemaal de op dat moment geldende huurprijs te dag, alles te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
g. Carinova te veroordelen tot betaling van de boete op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden van € 1.500,-, te vermeerderen vanaf 28 november 2013 met € 250,- voor elke dag dat Carinova in verzuim blijft met nakoming van haar verplichtingen, alles te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
h. Carinova te veroordelen binnen 14 dagen na het vonnis te beginnen met een groot aantal aanpassingen/herstellingen aan het gehuurde.
i. Carinova te veroordelen in de proces- en beslagkosten.
Ook heeft [appellant] een incidentele vordering op grond van artikel 843 Rv ingesteld, strekkende tot het overleggen door Carinova van de overeenkomsten tussen haar en Vegro.
aa. Te verklaren voor recht dat [appellant] wederrechtelijk geweigerd heeft toestemming te verlenen om het tot het gehuurde behorende magazijn met bijbehorende kantoorruimte aan Vegro onder te verhuren.
bb. [appellant] te veroordelen tot vergoeding van de daardoor door Carinova geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat.
cc. Te verklaren voor recht dat voor het gebruik van het gehuurde door medewerkers van Carinova B.V. geen toestemming van [appellant] nodig is, althans dat [appellant] toestemming dient te verlenen voor dit gebruik dan wel dit gebruik dient te gedogen.
In het eindvonnis van 2 augustus 2016 heeft de kantonrechter over de vorderingen in conventie het volgende beslist (waarbij het hof de hiervoor vermelde aanduidingen zal aanhouden):
a. De vordering is toewijsbaar voor zover het betreft de onderverhuur aan Vegro zonder toestemming van [appellant] en het gebruik dat Vegro van het gehuurde heeft gemaakt.
b. De vordering is niet toewijsbaar.
c. De vordering is niet toewijsbaar, behoudens een bedrag van € 2.453,28 aan buitengerechtelijke kosten.
d. De vordering is niet toewijsbaar.
e. De vordering is niet toewijsbaar (bij gebrek aan belang omdat de huurovereenkomst inmiddels is geëindigd.
f. De vordering is - met matiging van de boete - toewijsbaar tot een bedrag van
€ 120.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente.
g. De vordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 5.250,- (€ 250,- per dag gedurende de periode 22 november 2013 tot 13 december 2013 voor het gebruik door Vegro in strijd met de bestemming), te vermeerderen met wettelijke rente.
h. De vordering is niet toewijsbaar.
i. De vordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 8.747,95.
In laatstgenoemd vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen in reconventie afgewezen, met veroordeling van Carinova in de proceskosten.
4.4. De vorderingen in hoger beroep
a. Deze vordering is gehandhaafd.
b. Deze vordering is gehandhaafd.
e. Deze vordering is niet gehandhaafd.
f. Deze vordering is gehandhaafd en vermeerderd. [appellant] vordert nu allereerst een bedrag van € 2.455.200,- aan boete op grond van overtreding van artikel 8 lid 1 van de algemene voorwaarden vanwege onderverhuur door Carinova aan Carinova B.V. en gelieerde stichtingen, vervolgens een bedrag van € 1.331.874,02 aan boete op grond van overtreding van artikel 8 lid 1 van de algemene voorwaarden vanwege de onderverhuur aan Vegro en, ten slotte, een bedrag van € 238.000,- aan boete op grond van overtreding van artikel 6.1 van de algemene voorwaarden (€ 250,- per dag vanaf 22 november 2013 tot aan het einde van de huuroverkomst).
g. Deze vordering is gehandhaafd. Bij gelegenheid van de comparitie in hoger beroep heeft de advocaat van [appellant] , desgevraagd, toegelicht dat de vordering betrekking heeft op het gebruik in strijd met de bestemming door Vegro - de outletactiviteiten - en dus is gebaseerd op overtreding van artikel 6 lid 1 van de algemene voorwaarden (€ 1.500,- voor de periode tot 28 november 2013 en € 250,- per dag voor de periode nadien).
h. Deze vordering is niet gehandhaafd.
i. Deze vordering is gehandhaafd en uitgebreid met de kosten van de appelprocedure.
Daarnaast heeft [appellant] in hoger beroep een nieuwe vordering ingesteld - vordering j. -, strekkende tot veroordeling van Carinova in de door hem geleden en nog te lijden schade te berekenen op basis van artikel 6:104 BW en te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat.
Ten slotte heeft [appellant] een incidentele vordering ingesteld, tot veroordeling van Carinova op straffe van verbeurte van een dwangsom om inzage, afschrift of uittreksel te verschaffen van alle bescheiden die direct of indirect verband houden met de onderhuur- en samenwerkingsovereenkomst tussen Carinova en Vegro.
5.De bespreking van de grieven in principaal en incidenteel appel
5.2 De grieven falen bij gebrek aan belang. Hiervoor heeft het hof aangegeven welke vorderingen in hoger beroep nog aan de orde zijn. De vordering van [appellant] betreffende de boete van € 250,- per dag (vordering g.) heeft betrekking op de gestelde overtreding door Carinova van artikel 6.1 van de algemene voorwaarden (gebruik in strijd met de bestemming), maar niet op en overtreding van artikel 10 van de huurovereenkomst (het aanbrengen van wijzigingen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming). Omdat het petitum van de memorie van grieven op dit punt niet aansloot bij de grieven, heeft het hof de advocaat van [appellant] bij gelegenheid van de comparitie van partijen gevraagd naar de reikwijdte van de vordering onder g. (in de memorie van grieven als 4 genummerd), waarop de advocaat van [appellant] heeft bevestigd dat deze vordering ziet op het handelen in strijd met de bestemming (de outletactiviteiten). Het petitum biedt met deze toelichting geen ruimte voor de interpretatie dat [appellant] ook een boete vordert vanwege overtreding van artikel 10 van de huurovereenkomst.
Overigens heeft de kantonrechter de vordering betreffende de outletactiviteiten beperkt tot
grief II in het principaal appelkomt [appellant] op tegen dit oordeel.
- Carinova heeft in het handelsregister nooit ingeschreven gestaan op het adres van het gehuurde;
- op het gehuurde stond wel ingeschreven Stichting Carinova Leiboom Groep, een stichting die op 28 juni 2006 is opgericht door Carinova en Stichting Zorggroep De Leiboom, met als doel het (doen) voeren van een gemeenschappelijk bestuur over Carinova en Stichting Zorggroep De Leiboom (die sinds een statutenwijziging in 2011 Stichting Carinova Groep heet). Stichting Carinova Leiboom Groep benoemt de bestuurder van Carinova;
- Carinova is bestuurder van Carinova B.V. Deze vennootschap en Stichting Carinova Thuiszorg Zuidwest Overijssel en Stichting Carinova Regionale Alarmservice voor Hulpzoekenden stonden ingeschreven op het adres van het gehuurde;
- het gehuurde is (mede) gebruikt ten behoeve van activiteiten van de aan Carinova gelieerde stichtingen en van Carinova B.V.
Deze toelichting van Carinova vindt steun in de overgelegde stukken over de structuur van de Carinova-groep. In het overgelegde directieverslag 2013 van Stichting Carinova Groep is uiteengezet dat een achttal stichtingen en Carinova B.V. onder Carinova vallen en in het van dat verslag deel uitmakende organogram zijn de relaties tussen Carinova en deze stichtingen en Carinova B.V. verder inzichtelijk gemaakt. De informatie in dit verslag komt overeen met wat in rechtsoverweging 2.3 is vermeld over de statuten van Carinova. Het hof gaat er dan ook vanuit dat Carinova een holdingstichting is. Het hof gaat er eveneens vanuit dat de verschillende van de Carinova-groep deel uitmakende rechtspersonen intensief met elkaar samenwerken en dat hun activiteiten met elkaar verweven zijn. Uit het genoemde organogram volgt dat de stichtingen gebruik maken van dezelfde centrale diensten, bijvoorbeeld voor personeel en organisatie, ICT en financiën. Dat volgt ook uit de overgelegde jaarrekening 2013 van Carinova, waarin onder het kopje “grondslagen van segmentering” het volgende is vermeld:
“
Bij de verdeling van de resultatenrekening per bedrijfssegment is aangesloten op de activiteiten van het bedrijfsproces. De verdeling van indirecte kosten over de onderscheiden zorgsoorten geschiedt op basis van werkplekken, fte’s, omzet en vierkante meters.(…)”.
Verder is in deze jaarrekening vermeld dat Carinova geen zelfstandig vermogen heeft, maar enerzijds een lening heeft verstrekt aan Carinova B.V. en anderzijds geld heeft geleend bij twee gelieerde stichtingen. Ten slotte volgt uit deze jaarrekening dat Carinova al haar personeelslasten doorbelast aan twee gelieerde stichtingen, waaronder de genoemde Stichting Carinova Thuiszorg Zuidwest Overijssel. Dat biedt steun voor de stelling van Carinova dat zij zelf geen personeel in dienst heeft.
In het licht van wat hiervoor is overwogen, heeft [appellant] de stellingen van Carinova over haar structuur onvoldoende weersproken.
In dit verband merkt het hof op dat het in het rechtsverkeer gebruikelijk is dat (zeker wat) grotere ondernemingen hun activiteiten via een holdingstructuur onderbrengen in verschillende rechtspersonen. Wanner een van de tot de holding behorende rechtspersonen, bijvoorbeeld de onroerend goed B.V., een pand huurt, zal dat pand doorgaans ook worden gebruikt door de medewerkers van gelieerde rechtspersonen (bijvoorbeeld de vennootschappen waarin de verschillende activiteiten zijn ondergebracht) en ten behoeve van de activiteiten van de holding. De uitleg die [appellant] geeft aan artikel 8.1, die erop neerkomt dat ook in een dergelijke situatie sprake is van het in gebruik geven van het gehuurde aan een derde, leidt tot een ongewenste juridisering van het handelsverkeer en komt ook niet overeen met de rechtspraktijk, waarin holdingvennootschappen die een pand huren de verhuurder geen toestemming (hoeven) vragen voor de oprichting van een dochtervennootschap, waarvan de activiteiten (mede) vanuit het gehuurde zullen gaan plaatsvinden, naast de activiteiten die daar al plaatsvonden. Dat is uiteraard anders wanneer het pand wordt gebruikt ten behoeve van activiteiten die niet overeenkomen met de contractuele bestemming. Dat die situatie zich heeft voorgedaan is echter niet aangevoerd en evenmin gebleken en artikel 8.1 ziet ook niet op die situatie.
grief in het incidenteel appel, die anders dan [appellant] betoogt volstrekt helder is, ingang doen vinden dat ondanks de overtreding geen boete verschuldigd is geworden.
In het licht van deze omstandigheden heeft Carinova haar ook in hoger beroep gevoerde verweer, dat de onderhuur pas per 1 mei 2013 is ingegaan, onvoldoende onderbouwd. Het hof overweegt in dit verband dat Carinova niet aanvoert dat Vegro pas vanaf 1 mei 2013 een vergoeding verschuldigd was voor het gebruik van het magazijn. Ook indien moet worden aangenomen dat de periode tussen 1 januari en 1 mei 2013 een overgangsperiode was, waarin de activiteiten en het daarbij betrokken personeel geleidelijk overgingen van Carinova naar Vegro, is het magazijn in deze periode gebruikt ten behoeve van de economische activiteiten van Vegro en was Vegro voor dit gebruik een vergoeding verschuldigd. Het gebruik valt dan ook onder het bereik van artikel 8.1 van de algemene voorwaarden. De grief van [appellant] slaagt in zoverre.
Carinova heeft gemotiveerd bestreden dat na 13 december 2013 nog sprake was van onderverhuur. Carinova stelt dat zij, in het kader van de brede, strategische samenwerking met Vegro op het gebied van de verstrekking van hulpmiddelen, nadat bleek dat Vegro niet mocht onderhuren afspraken met Vegro heeft gemaakt die erop neerkomen dat zijzelf vanuit het gehuurde de Vegro-producten heeft uitgegeven. Het uitgiftepunt is toen vanaf mei 2014 door haar, en niet door Vegro, gebruikt en geëxploiteerd. Daarbij speelde een rol dat [appellant] wilde dat Carinova het magazijn ook ging gebruiken, omdat het contract daartoe verplichtte. Carinova heeft in dit verband verwezen naar een brief van 20 mei 2014 aan [appellant] , waarin zij [appellant] het volgende schreef:
“
Ter beantwoording van vragen het volgende. Stichting Carinova Thuiszorg neemt het magazijn per 1 juni a.s. in gebruik als hulpmiddelendepot. Het gaat hier om dezelfde activiteit die begin 2012 door Vegro is voortgezet en die in december 2013 is beëindigd.Carinova Thuiszorg exploiteert dit hulpmiddelendepot voor eigen rekening en risico met werknemers die bij haar in dienst zijn. De administratieve en financiële afhandeling wordt uitbesteed aan Vegro. Er zullen geen medewerkers van Vegro in het magazijn werkzaam zijn. Ook anderszins maakt Vegro geen gebruik van enige faciliteit, die in de van u gehuurde ruimten aanwezig zijn.”
5.15 Naar het oordeel van het hof is het in het licht van dit verweer van Carinova op zichzelf niet verwonderlijk dat in 2014 het gehuurde op internet nog werd aangeduid als Vegro-uitgiftepunt. Uit deze aanduidingen volgt niet dat het gehuurde nog werd onderverhuurd of in gebruik was afgestaan aan Vegro. Gesteld noch gebleken is dat na
13 december 2013 nog sprake was van onderhuur of ingebruikgeving aan Vegro. De vaststaande feiten bieden daarvoor ook onvoldoende aanknopingspunten.
Het hof ziet ook geen reden om Carinova op grond van artikel 22 Rv te gelasten bescheiden in het geding te brengen betreffende de samenwerking tussen haar en Vegro. Voor een dergelijke opdracht bieden de vaststaande gegevens onvoldoende grond.
heeft ook aangegeven dat Carinova vanwege de onderverhuur allerlei wijzigingen aan het gehuurde heeft aangebracht, waardoor schade is ontstaan, maar hij heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd. Zo heeft hij niet aangegeven welke verbouwingen het betreft, dat deze verbouwingen tot schade aan of waardevermindering van het gebouw hebben geleid en dus ongedaan moeten worden gemaakt en welke kosten daarmee zijn gemoeid. Het hof laat dan nog daar dat partijen bij het einde van de huurovereenkomst afspraken hebben gemaakt over de oplevering van het gehuurde en dat Carinova in dat verband een bedrag van
€ 83.500,- heeft betaald. Gesteld noch gebleken is dat de kosten van de wijzigingen aan het gehuurde niet in dit bedrag begrepen zijn.
Verder heeft [appellant] aangegeven dat hij forse (buitengerechtelijke) kosten heeft moeten maken voor de handhaving van de huurovereenkomst. Het hof neemt aan dat [appellant] aanzienlijke kosten heeft moeten maken in verband met het geschil met Carinova, maar deze kosten betreffen vooral de procedure. De buitengerechtelijke fase is beperkt gebleven, omdat [appellant] korte tijd na het ‘ontdekken’ van de onderverhuur een procedure is begonnen. In die procedure lag het zwaartepunt op de in het gehuurde aangebrachte wijzigingen, niet op de onderhuur. De kosten die [appellant] heeft moeten maken, zullen dan ook vooral met dit onderwerp verband houden. Het is niet aannemelijk dat de kosten die verband houden met de onderverhuur meer dan 10% bedragen van het berekende boetebedrag. Dat deze kosten wel hoger zijn, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt.
De slotsom is dan ook dat de berekende boete aanzienlijk (zeker een factor 10) hoger is dan de door [appellant] geleden schade.
Uit dit arrest volgt dat ook indien het hof gebruik zou maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de schade op de voet van artikel 6:104 BW te begroten en vastgesteld zou worden dat de winst van Carinova aanzienlijk meer zou zijn dan de vermoedelijke omvang van de schade van [appellant] (de door hem gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten), het hof slechts een deel van de winst als schadevergoeding zou kunnen toewijzen.
[appellant] heeft ontkend dat de huur is verminderd. Het hof volgt [appellant] in diens bedenkingen. Carinova heeft onvoldoende duidelijk gemaakt wat - een jaar na het einde van de huur - de reden was van een afspraak met Vegro om de huur met terugwerkende kracht te verminderen. Ook heeft zij niet duidelijk gemaakt waarom zij pas in hoger beroep, ruim twee jaren nadat de afspraak zou zijn gemaakt, ervan melding heeft gemaakt, temeer omdat partijen ook in eerste aanleg al van mening verschilden over het voordeel van Carinova. Ten slotte heeft Carinova niet onderbouwd, bijvoorbeeld door het in het geding brengen van een betalingsbewijs of een bewijs van verrekening, dat de creditnota daadwerkelijk is voldaan. Het hof houdt dan ook geen rekening met de door Carinova gestelde vermindering van de huur.
Carinova heeft weliswaar een opstelling van deze kosten in het geding gebracht, maar zij heeft niet onderbouwd dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De opstelling lijkt - zo begrijpt het hof de niet erg duidelijke stellingen van Carinova - te zijn gebruikt in de onderhandelingen met Vegro eind 2011. Het gaat dan om een (gelet op de positie van Carinova in de onderhandelingen) royale inschatting van die kosten. Een berekening achteraf, op basis van de werkelijke kosten, ontbreekt. Het had op de weg van Carinova gelegen die berekening te verstrekken. Het hof zal met inachtneming van het bovenstaande vaststellen met welke kosten rekening kan worden gehouden.
Het hof houdt geen rekening met de post afschrijving van ruim € 35.000,- per jaar. Carinova heeft zelf gesteld (MvA nr. 3.40) dat in het kader van de onderverhuur geen verbouwingen aan het gehuurde hebben plaatsgevonden. Het ligt dan ook niet voor de hand dat zij heeft bedongen dat Vegro een deel van de kosten van de al gerealiseerde verbouwing voor haar rekening zou nemen. In randnummer 16 van de conclusie van antwoord lijkt Carinova dat ook te suggereren. Die kosten zouden anders voor haar eigen rekening zijn gekomen, zodat het doorbelasten van deze kosten aan Vegro een voordeel voor Carinova opleverde.
Het hof acht aannemelijk dat Carinova enige onderhoudskosten heeft gehad aan het onderverhuurde gedeelte. Het door Carinova vermelde bedrag van € 12.454,- is echter, zonder enige onderbouwing, excessief. Het hof gaat uit van € 5.000,- per jaar.
Het is het hof onduidelijk wat Carinova bedoelt met de post “gebouwenbeheer”, waaraan zij een bedrag koppelt van € 26.751,- per jaar. Het hof houdt geen rekening met deze post.
Carinova gaat uit van € 23.909,- per jaar aan gas/water/elektra. Het hof zal, gelet op het door [appellant] gevoerde verweer, met een bedrag van € 5.000,- rekening houden.
Ook de post “overig” is niet onderbouwd. Dat er enige kosten zijn, zoals die voor beveiliging, het afvoeren van bedrijfsafval en het wassen van de ramen (de door [appellant] genoemde posten) en mogelijk nog wat andere posten, acht het hof aannemelijk, maar het door [appellant] opgenomen bedrag van € 21.400,- is, gelet op het ontbreken van enige toelichting, excessief. Het hof zal rekening houden met een bedrag van € 5.000,- per jaar.
De totale kosten komen daarmee uit op € 15.000,- per jaar. Over de gehele huurperiode is dat - afgerond - € 29.275,-. Het voordeel komt daarmee uit op € 332.403,- -/- € 29.275,- = (afgerond) € 303.000,-.
e-mailbericht hebben opgesteld, maar niet hebben verstuurd - is overtreding van artikel 8.1 van de huurovereenkomst een ernstige overtreding. Het is voor de verhuurder in zijn algemeenheid essentieel dat het gehuurde niet zonder zijn toestemming wordt onderverhuurd aan derden. Dat de toestemming door een vergissing niet zou zijn gevraagd, ontneemt aan de verboden onderhuur niet het ernstige karakter; Carinova is, zoals overwogen, een professionele organisatie en omissies van haar medewerkers verschonen haar niet.
Vervolgens staat vast dat niet kan worden vastgesteld dat [appellant] substantiële schade heeft geleden door de overtreding. Buiten de schade ten gevolge van de kosten voor het afdwingen van nakoming van het beding en het opvorderen van de boete, is geen schade aannemelijk geworden. Het boetebedrag van € 565.033,52 is in verhouding tot de betrekkelijk geringe schade van [appellant] dan ook buitenproportioneel, zeker wanneer in aanmerking wordt genomen dat niet is vastgesteld dat Carinova verder nog tekortgeschoten is in haar verplichtingen als huurder. Toewijzing van de vordering betreffende de boete zou erop neerkomen dat [appellant] over de periode waarop de boete betrekking heeft naast de, tijdig betaalde, huur over die periode nog tweemaal de huur zou ontvangen.
De zeer forse onevenredigheid tussen schade en boete rechtvaardigt in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, een matiging van de boete. Die matiging mag er niet toe leiden dat Carinova, achteraf, nog een voordeel behoudt bij de overtreding van het verbod op onderverhuur. Om die reden zal het hof de boete matigen tot het hiervoor berekende bedrag van het voordeel, € 303.000,-.
13 december 2013 het gehuurde is blijven gebruiken en dat daarvoor ook onvoldoende aanknopingspunten bestaan. [appellant] heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van informatie over de verhouding tussen Carinova en Vegro in de genoemde periode. De vordering strandt daar al op.
schadevergoeding te begroten op basis van artikel 6:104 BWvordert. Voor de periode
1 januari 2012 tot 13 december 2013 begroot hij deze vordering op € 332.403,30, het door hem berekende voordeel van Carinova. Bij de bespreking van grief I in principaal appel heeft het hof het voordeel op € 303.000,- begroot, dus op een wat lager bedrag.
De vordering is niet toewijsbaar. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de Hoge Raad in zijn arrest van18 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0893 bepaald dat de begroting van de schade op de voet van artikel 6:104 BW een discretionaire bevoegdheid van de rechter is. Het hof ziet geen reden om in dit geval van deze bevoegdheid gebruik te maken, omdat de schade van [appellant] , zoals hiervoor is overwogen, beperkt is en [appellant] al aanspraak heeft op een boete die de door hem geleden schade vele malen overtreft.
Gezien het bovenstaande ten overvloede merkt het hof op dat dat wanneer rekening wordt gehouden met de door Carinova verschuldigde boete Carinova per saldo geen winst meer heeft genoten door de onderverhuur; boete en (bruto) voordeel vallen tegenover elkaar weg. Het hof neemt in dit verband in aanmerking dat de Hoge Raad in een (ander dan het eerder aangehaalde) arrest van 18 juni 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL9662) heeft overwogen dat onder winst moet worden verstaan ”
ieder financieel voordeel dat de schuldenaar door zijn onrechtmatig handelen of tekortkoming heeft genoten” en dat voor de begroting van de winst in bovenvermelde zin “
moet worden uitgegaan van het netto-voordeel, dat wil zeggen het voordeel dat resulteert na aftrek van de kosten en lasten die aan het verkrijgen daarvan verbonden zijn geweest.”
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen is van de zijde van [appellant] betoogd dat bij de begroting van het voordeel geen rekening moet worden gehouden met de boete, omdat deze boete het karakter heeft van een prikkel tot nakoming. Het hof volgt [appellant] daarin niet. Allereerst betreft de boete van artikel 8.2 van de algemene voorwaarden een boete over een periode die toen [appellant] er aanspraak op maakte voor het overgrote deel in het verleden lag. Voor de opeisbaarheid van deze boete is ook geen voorafgaande aanzegging of ingebrekestelling vereist. Vervolgens volgt uit het aangehaalde arrest dat voor de bepaling van de winst moet worden uitgegaan van het netto-voordeel en dat dus rekening moet worden gehouden met de kosten en lasten die aan het behalen van dat voordeel verbonden zijn geweest. Niet valt in te zien dat bij deze stand van zaken het karakter van de boete bepalend is voor de vraag of met de boete rekening moet worden gehouden. Doorslaggevend is dat de boete een last vormt die verbonden is geweest aan het verkrijgen van het voordeel.
De kantonrechter heeft over de overgelegde nota’s overwogen dat aannemelijk is dat deze nota’s verband houden met een (eerste) kortgedingprocedure tussen partijen, waarin de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen. Ook tegen deze overweging richt de grief zich niet, zodat van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan. Datzelfde geldt voor de overweging van de kantonrechter over een tweede procedure in kortgeding, waarin de vorderingen van [appellant] (tot in hoger beroep toe) zijn afgewezen.
In deze procedure worden partijen in het principaal hoger beroep over en weer in het ongelijk gesteld. Carinova heeft weliswaar op twee punten (de onderverhuur aan Vegro en de aard van het gebruik van het gehuurde door Vegro) in strijd met haar verplichtingen uit het huurcontract gehandeld, maar diverse andere verwijten van [appellant] zijn ongegrond verklaard. Bovendien is slechts een fractie van de door [appellant] gevorderde boetebedragen (nog geen 10%) toewijsbaar geoordeeld.
€ 3.316,25. Dat is hoger dan het door de kantonrechter toewijsbare geoordeelde bedrag, zodat de grief in zoverre slaagt.
grief X in het principaal appelkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat over de boetebedragen de wettelijke rente en niet de wettelijke handelsrente van toepassing is. De grief faalt. Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, ziet de wettelijke handelsrente op vertraging van de voldoening van een geldschuld ter zake van de levering van goederen of diensten op grond van een handelsovereenkomst, maar gaat het bij de boetes om een contractuele verplichting tot betaling bij niet-nakoming die in dit verband gelijkgesteld moet worden aan de vergoeding van schade (vgl. Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70), en dus niet om de primaire verbintenis uit de overeenkomst.
5.43 Het hof zal het eindvonnis van 2 augustus 2016 alleen vernietigen voor zover de kantonrechter een lager bedrag dan € 311.566,25 toewijsbaar heeft geoordeeld en dit vonnis voor het overige bekrachtigen, net als de verschillende tussenvonnissen.
6.6. De beslissing
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
Veroordeelt Carinova om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 311.566,25 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 308.250,- vanaf 22 november 2013 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;