In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (GI). De vader, die in hoger beroep is gegaan, heeft verzocht om een wijziging van de contactregeling met zijn kinderen, [kind 1] en [kind 2], die sinds 8 juni 2017 uithuisgeplaatst zijn. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een minimale contactregeling vastgesteld, waarbij de vader eenmaal per maand begeleid contact had met zijn kinderen. De vader was van mening dat deze regeling niet in het belang van de kinderen was en verzocht om een uitbreiding van de contactmomenten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2020 is de vader verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en heeft de GI verweer gevoerd. Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek die betrekking hebben op de rol van de GI en de rechten van ouders in het kader van gezag en omgang.
Het hof heeft geoordeeld dat de vader belang heeft bij de beoordeling van zijn verzoek, ondanks het feit dat zijn gezag per 12 juni 2019 is beëindigd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de minimale contactregeling is gehandhaafd. Het hof heeft overwogen dat de contactregeling in het belang van de kinderen was, gezien de spanningsklachten die de kinderen vertoonden tijdens de omgang met de vader. De beslissing van het hof is op 20 februari 2020 in het openbaar uitgesproken.