Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Doetinchem(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
- Auto 2: € 48.940
- Auto 3: € 50.278
- Auto 4: € 47.853
- Auto 2: € 14.394
- Auto 3: € 6.426
- Auto 4: € 8.187
- Auto 2: 80% van de gemiddelde van de handelsinkoopwaarden van drie referentievoertuigen (€ 14.995, € 15.350 en € 15.750) = € 80% van € 15.365 = € 12.292 minus 100% schade (€ 15.042) = negatief. Handelsinkoopwaarde getaxeerd op € 1.000.
- Auto 3: 80% van de gemiddelde van de handelsinkoopwaarden van drie referentievoertuigen (€ 33.950, € 35.900 en € 35.995) = 80% van € 35.282 = € 28.224 minus 100% schade (€ 25.933) = € 2.291
- Auto 4: 80% van de gemiddelde van de handelsinkoopwaarden van drie referentievoertuigen ( € 20.890, € 21.900, en € 22.895) = 80% van € 21.895 = € 17.516 minus 100% schade (€ 15.111) = € 2.405
3.Geschil
- de hoogte van het geheven griffierecht in strijd is met het Unierecht,
- sprake is van een in strijd met het Unierecht vermeend verschil in heffingsmodaliteiten ten aanzien van binnenlandse en uit het buitenland afkomstige auto’s en belanghebbende in verband daarmee aanspraak kan maken op een rentevergoeding wegens de vooruitbetalingsverplichting van de bpm,
- de Rechtbank en het Hof bevoegd zijn uitleg te geven aan de bepalingen van het Unierecht,
- de Inspecteur het verdedigingsbeginsel heeft geschonden,
- voor de Renault Clio de toepassing van de in artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling voorziene afschrijvingstabel (hierna: forfaitaire tabel) in strijd is met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU),
- voor de VW Tiguan (auto 2), de Audi Q3 (auto 3) en de BMW Cabrio (auto 4) het bepaalde in de onderdelen 3.4 en 3.5 van bijlage I van de Uitvoeringsregeling bpm (hierna: bijlage I) in strijd is met artikel 110 VWEU,
- voor de Audi Q3 (auto 3) recht bestaat op vermindering van bpm wegens extra leeftijdskorting,
- de Inspecteur bij vermindering van de verschuldigde bpm van rechtswege en zonder een daartoe ingediend verzoek verplicht is aan belanghebbende een passende rentevergoeding toe te kennen,
- belanghebbende bij gegrondverklaring van het hoger beroep aanspraak kan maken op een rentevergoeding over het betaalde griffierecht,
- belanghebbende recht heeft op (integrale) vergoeding van de kosten gemaakt in verband met de behandeling van de bezwaren, het beroep en het hoger beroep, en
- de Rechtbank het om een wegens overschrijding van de redelijke termijn ingediende verzoek tot een immateriële schadevergoeding in dezelfde samenstelling had moeten beoordelen als de inhoudelijke zaak.
4.Beoordeling van het geschil
Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).