Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante1] ,
[appellante2],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerde3],
[geïntimeerde4],
[geïntimeerde5],
[geïntimeerde6],
[geïntimeerde7],
[geïntimeerde8],
[geïntimeerde9],
[geïntimeerde10],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De zaak draait om de wilsbekwaamheid van de erflaatster, die op 31 januari 2012 is overleden. De appellanten, die in eerste aanleg eisers waren, hebben een geschil over de geldigheid van testamenten die door de erflaatster zijn opgesteld op 16 oktober 2008 en 28 februari 2008. Het hof heeft in een eerdere tussenuitspraak van 16 februari 2021 de benoeming van een deskundige overwogen om de wilsbekwaamheid van de erflaatster ten tijde van het opstellen van de testamenten te onderzoeken.
Tijdens de procedure is de heer [geïntimeerde1] overleden, maar de procedure is voortgezet op naam van de oorspronkelijke procespartijen. De deskundige, [naam1], is benoemd om onderzoek te doen naar de geestelijke toestand van de erflaatster op de relevante data. Het hof heeft de deskundige specifieke vragen voorgelegd over de geestelijke stoornis en de gevolgen daarvan voor de wilsbekwaamheid van de erflaatster. De appellanten hebben bezwaren geuit tegen de hoogte van het voorschot voor de deskundige, maar het hof heeft bepaald dat een voorschot van € 8.000,- redelijk is, waarbij de kosten verdeeld worden tussen de partijen.
Het hof heeft verder bepaald dat de deskundige een concept-rapport zal opstellen en dat partijen de gelegenheid krijgen om hierop te reageren. De beslissing over de kosten van de procedure zal in het eindarrest worden genomen, waarbij de wettelijke hoofdregel geldt dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld de kosten draagt. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van de appellanten, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.