ECLI:NL:GHARL:2022:10087

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
21/00672
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikking en WOZ-waarde geschil tussen belanghebbende en heffingsambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een informatiebeschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, die betrekking heeft op de waardevaststelling van een woning. De heffingsambtenaar had een informatiebeschikking genomen omdat belanghebbende niet de gevraagde inlichtingen had verstrekt over de WOZ-waarde van zijn woning voor het jaar 2020. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 28 september 2022 werd de gemachtigde van belanghebbende gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase een informatiebeschikking mocht nemen, omdat de informatie over de feitelijke staat van de woning van belang was voor de heroverweging van de WOZ-waarde. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld. De informatiebeschikking werd in stand gehouden voor de WOZ-beschikking van 2020, maar vernietigd voor de jaren 2021 en 2022, omdat daarover geen vragen waren gesteld. Belanghebbende kreeg zes weken de tijd om de gevraagde informatie te verstrekken. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/00672
uitspraakdatum: 22 november 2022
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 30 april 2021, nummer UTR 20/3383, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Huizen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegeven met betrekking tot de uitspraak op bezwaar tegen de WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2020 per waardepeildatum 1 januari 2019 van de woning [adres1] 6 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) en de vaststelling van de WOZ-beschikkingen voor de jaren 2021 en 2022 van de onroerende zaak.
1.2
De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en daarbij de beschikking gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 28 september 2022 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar.

2.Vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak.
2.2
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2020 vastgesteld op € 633.000.
2.3
De gemachtigde van belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking. In het bezwaarschrift heeft hij om toezending van diverse stukken gevraagd. Hij heeft eveneens diverse grieven tegen de waardevaststelling aangedragen, waaronder de grief dat de heffingsambtenaar de vloeroppervlakte van de berging ten onrechte als woonoppervlakte heeft aangemerkt.
2.4
De heffingsambtenaar heeft bij de ontvangstbevestiging van het bezwaar aan de gemachtigde van belanghebbende toegestuurd het Inlichtingen Formulier Secondaire Kenmerken (hierna: het formulier). De heffingsambtenaar heeft een termijn van vier weken gegeven voor het verstrekken van de inlichtingen en daarbij opgemerkt dat, indien het formulier niet binnen de gestelde termijn wordt geretourneerd, hij een informatiebeschikking zal nemen. In het formulier wordt het volgende aan belanghebbende gevraagd:
Omcirkel wat voor uw woning van toepassing is en vul eventueel aan
Binnen
Wanneer is voor het laatst de keuken vervangen
afgelopen 10 jaar/ tussen 10 en 20 jaar geleden / meer dan 20 jaar geleden
Wanneer is de badkamer voor het laatst vervangen
afgelopen 10 jaar/ tussen 10 en 20 jaar geleden / meer dan 20 jaar geleden
Van wat voor materiaal zijn de plafonds gemaakt
gips/ zachtboard / gedeeltelijk zachtboard / schrootjes / anders, namelijk:
De wandafwerking bestaat voornamelijk uit
stucwerk / behang / schrootjes / anders, namelijk:
Hoe is de zolder bereikbaar
geen zolder aanwezig / vaste trap/ vlizotrap of ladder
Is er asbest in de woning aanwezig
nee / ja namelijk:
Installaties
Hoe wordt de woning verwarmd
cv / gaskachels
Wat voor warmwatervoorziening heeft u
combiketel/ geiser of boilers
Hoeveel zekeringen heeft de elektrische installatie
Is de waterleiding van lood
ja / nee / onbekend
Constructie en onderhoud
Wanneer is het houtwerk en kozijnen aan de buitenkant voor het laatst geschilderd
afgelopen 5 jaar / tussen 5 en 10 jaar geleden / tussen 10 en 15 jaar geleden / langer dan 15 jaar geleden
Bevat het houtwerk aan de buitenkant rotte plekken
nee/ enkele plekken / een groot deel is rot
Van wat voor materiaal is het grootste deel van de kozijnen gemaakt
hout / hardhout / aluminium / kunststof
Hebben de kozijnen rotte plekken
Nee / enkele plekken / een groot deel is rot
Is de woning voorzien van dubbel glas.
Indien deels geef aan welke delen (bijvoorbeeld alleen begane grond)
ja / nee / deels namelijk:
Is het dak geïsoleerd ?
nee / gedeeltelijk / geheel
Heeft de gevel scheuren
nee/ enkele kleine scheurtjes/ meerdere en/of grote scheuren
Overige kenmerken
Hoe is naar uw mening de algehele toestand van de woning te omschrijven
zeer goed / boven gemiddeld / gemiddeld / minder dan gemiddeld / slecht
Zijn er nog andere zaken die van invloed zijn op de waarde van uw woning
nee / ja, namelijk (eventueel op extra papier aanvullen):
2.5
Belanghebbende heeft de gevraagde inlichtingen niet verstrekt. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar de informatiebeschikking genomen. In de informatiebeschikking heeft de heffingsambtenaar vermeld:

Informatiebeschikking
Hierbij neem ik een informatiebeschikking ten aanzien van de punten waarom informatie is gevraagd inzake [adres1] 6 ten laste van [belanghebbende] . De informatiebeschikking is van toepassing op de WOZ-waarde van het belastingjaar waartegen bezwaar is ingediend en twee jaar daarna.
Gevolgen informatiebeschikking
De informatiebeschikking heeft voor het grootste deel betrekking op de inpandige toestand van de woning. Indien u of belanghebbende het niet eens is met het standpunt dat de Gemeente Huizen hierover inneemt is er een omgekeerde en verzwaarde bewijslast van kracht. Het is dan aan u of aan de belanghebbende om overtuigend aan te tonen dat de toestand van de woning niet overeenkomt met datgene waar de gemeente vanuit gaat.
Alsnog informatie verstrekken
Bijgaand is nogmaals het formulier secondaire objectkenmerken bijgesloten. Ik verzoek u deze alsnog in te (laten) vullen en te retourneren. Zodra het ingevulde formulier wordt ontvangen zal de informatiebeschikking komen te vervallen.”
In een bijlage bij de informatiebeschikking is onder meer de volgende uitleg gegeven over het formulier:
“Wie krijgt het verzoek om een IFSO in te vullen
Op het moment dat er twijfel ontstaat of de secondaire kenmerken die bij de gemeente geregistreerd staan nog wel juist zijn zal u worden gevraagd om het IFSO in te vullen. Ook is het mogelijk dat er meer zekerheid moet worden verkregen of de secondaire kenmerken wel in gemiddelde toestand verkeren. Een voorbeeld hiervoor is als er middels een gemachtigde bezwaar tegen de WOZ-waarde is ingediend. De gemachtigde heeft vaak geen kennis van de toestand van uw woning terwijl dit voor de bezwaarprocedure wel van belang is. Aangezien de gemeente u in dit soort procedures ook niet rechtstreeks mag benaderen worden de gegevens middels het IFSO opgevraagd.”

3.Geschil

3.1.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
Mocht de heffingsambtenaar in de bezwaarfase de informatiebeschikking nemen?
Heeft de heffingsambtenaar in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehandeld bij het vaststellen van de informatiebeschikking?
3.2.
Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De heffingsambtenaar beantwoordt deze vragen tegenovergesteld.

4.Beoordeling van het geschil

Vaststellen informatiebeschikking in bezwaarfase
4.1.
Ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. [1] De gegevens en inlichtingen moeten duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze, zulks ter keuze van de inspecteur, en binnen een door de inspecteur te stellen termijn. Wanneer met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 41, 47, 47a, 49, 52 van de AWR kan de inspecteur dit vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking). [2] De inspecteur wijst in de informatiebeschikking op de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast van artikel 25, derde lid, van de AWR.
4.2.
Artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ verklaart met betrekking tot de waardebepaling en de waardevaststelling de artikelen 1, derde lid, 5, eerste lid, tweede volzin, 22j tot en met 30, 47, 49 tot en met 51, 52a, 53a, 54 en 56 tot en met 60 van de AWR van overeenkomstige toepassing.
4.3.
In het arrest van 2 oktober 2015 [3] overwoog de Hoge Raad dat uit de parlementaire geschiedenis van artikel 52a van de AWR niet blijkt dat de indieners van het wetsvoorstel hebben beoogd de onderzoeksbevoegdheden van de inspecteur in de bezwaarfase te beperken. Daarom is het de inspecteur toegestaan in de bezwaarfase een informatiebeschikking te nemen.
4.4.
Voor het ontstaan van de in artikel 47 van de AWR genoemde verplichting tot het verstrekken van de door de inspecteur verlangde gegevens en inlichtingen, is voldoende dat de inspecteur zich op grond van hetgeen hem reeds bekend is in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat het antwoord op zijn vragen van belang kan zijn voor de belastingheffing ten aanzien van degene tot wie zij zijn gericht. [4]
4.5.
Naar het oordeel van het Hof is het de heffingsambtenaar toegestaan in de bezwaarfase inlichtingen te vragen en daarbij zo nodig een informatiebeschikking te nemen. [5] Uit het bezwaarschrift volgt, dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak wordt betwist. Nu de vragen zien op de feitelijke staat van de onroerende zaak, heeft de heffingsambtenaar zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het antwoord op zijn vragen van belang kan zijn voor de heroverweging van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak en daarmee voor de uitspraak op bezwaar.
Schending algemene beginselen van behoorlijk bestuur
4.6.
Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar in een onnodig vroeg stadium van de bezwaarfase om inlichtingen heeft verzocht. Op dat moment ontbreekt voor belanghebbende nog de informatie waar hij de heffingsambtenaar in het bezwaarschrift om heeft gevraagd. Hij kan daardoor niet adequaat reageren. Daarnaast escaleert de heffingsambtenaar na het indienen van een bezwaarschrift een geschil omtrent een WOZ-beschikking ten onrechte direct, door het formulier met de ontvangstbevestiging mee te zenden en daarbij te wijzen op het nemen van een informatiebeschikking als het formulier niet ingevuld wordt geretourneerd. Belanghebbende stelt verder dat de heffingsambtenaar het formulier enkel stuurt aan gemachtigden die op zogenoemde “no cure no pay” basis werken. Doordat veelal niet de gemachtigde van belanghebbende maar enkel de belanghebbende zelf de in het formulier gestelde vragen kan beantwoorden, heeft de heffingsambtenaar in feite de gemachtigde buiten spel gezet. Door op deze wijze te handelen, handelt de heffingsambtenaar volgens belanghebbende in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.7.
De heffingsambtenaar brengt hiertegen in, dat hij in de bezwaarfase een volledige heroverweging maakt van de WOZ-beschikking en de daarbij vastgestelde waarde van de onroerende zaak. Daarbij betrekt hij niet alleen de grieven in het bezwaarschrift, maar verzamelt hij ook andere informatie die hij voor die heroverweging van belang acht. Om de voortgang in de bezwaarfase te bewaken, voegt hij het formulier direct bij de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift. De heffingsambtenaar bestrijdt dat hij het formulier alleen aan gemachtigden stuurt die op zogenoemde “no cure no pay” basis werken. Hij stuurt het formulier aan alle gemachtigden en aan belanghebbenden zonder gemachtigden als hij geen telefonisch contact met deze belanghebbende kan krijgen.
4.8.
Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur bij het vaststellen van de informatiebeschikking niet geschonden. Bij een volledige heroverweging van de WOZ-beschikking en de daarbij vastgestelde waarde van de onroerende zaak is de in het formulier gevraagde informatie over de feitelijke staat van de onroerende zaak van belang. Het staat belanghebbende vrij om na ontvangst van de stukken waar hij in het bezwaarschrift om heeft gevraagd, het bezwaar nader te motiveren. Er bestaat daarmee geen noodzaak voor de heffingsambtenaar te wachten met de toezending van het formulier totdat hij alle door belanghebbende verzochte stukken aan de belanghebbende heeft verstrekt.
4.9.
Terecht draagt de heffingsambtenaar aan dat in de bezwaarfase de voortgang bewaakt moet worden. De vaststelling van de WOZ-waarden is een massaal en jaarlijks terugkerend proces, waarbij beide partijen bij een voortvarende behandeling van het bezwaarschrift gebaat zijn. Daarbij moet worden bedacht dat in belastingzaken als regel geldt dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt. [6] Met de directe toezending van het formulier voorkomt de heffingsambtenaar, dat in een later stadium onduidelijkheid over de feitelijke staat van de onroerende zaak bestaat. Wanneer het formulier niet ingevuld wordt geretourneerd, past het in deze voortvarende behandeling dat de informatiebeschikking al in vroeg stadium van de bezwaarfase wordt genomen. De gevolgen hiervan heeft de heffingsambtenaar beperkt, doordat hij in de informatiebeschikking heeft toegezegd dat de beschikking komt te vervallen nadat hij (alsnog) het ingevulde formulier heeft ontvangen.
4.10.
Belanghebbende heeft tegenover de gemotiveerde weerspreking van de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt, dat de heffingsambtenaar belanghebbenden die zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde ongelijk heeft behandeld of dat hij belanghebbenden die zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde ongelijk heeft behandeld ten opzichte van belanghebbenden die zich niet laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Het Hof ziet geen grond voor de veronderstelling van belanghebbende dat – in weerwil van wat de heffingsambtenaar hierover heeft verklaard – het formulier alleen wordt gestuurd in gevallen waarin een belanghebbende zich laat vertegenwoordigen door een gemachtigde die op “no cure no pay” basis werkt (zie ook 2.5.). Dat de heffingsambtenaar na de indiening van een bezwaarschrift door een belanghebbende wel telefonisch contact opneemt met een belanghebbende, maar dit niet doet als het bezwaarschrift door een gemachtigde wordt ingediend, maakt dit niet anders. Het Hof volgt de heffingsambtenaar in zijn toelichting dat hij voor een efficiënte behandeling van het bezwaar moet verifiëren of hij van de juiste gegevens uitgaat bij de heroverweging van de vastgestelde waarde. De belanghebbende zelf beschikt in de regel over deze informatie. Een gemachtigde zal daarover veelal niet beschikken, zodat de heffingsambtenaar deze informatie – om redenen van efficiëntie – met het formulier opvraagt.
4.11.
Gelet op het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat de heffingsambtenaar niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld bij het vaststellen van de informatiebeschikking.
4.12.
De heffingsambtenaar mocht dan ook de informatiebeschikking voor zover deze is gegeven met betrekking tot de uitspraak op bezwaar tegen de WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2020, vaststellen. Voor zover de informatiebeschikking ziet op de vaststelling van de WOZ-beschikkingen voor de jaren 2021 en 2022, dient deze vernietigd te worden. De heffingsambtenaar heeft immers geen vragen gesteld met betrekking het vaststellen van de WOZ-waarde van de onroerende zaak voor deze jaren, zodat niet vast staat dat belanghebbende niet of niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 41, 47, 47a, 49, 52 van de AWR.
4.13.
Nu de informatiebeschikking in hoger beroep in stand blijft voor zover deze betrekking heeft op de uitspraak op bezwaar tegen de WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2020, zal het Hof belanghebbende een termijn van zes weken geven om de in de informatiebeschikking gestelde vragen alsnog te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken,.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof ziet aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 538 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting)  wegingsfactor 1  € 269), € 1.518 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759) en € 1.518 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759), ofwel in totaal op € 3.574.

6.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar,
  • vernietigt de informatiebeschikking, maar uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de WOZ-beschikkingen voor de jaren 2021 en 2022,
  • bepaalt dat belanghebbende binnen een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dagtekening van deze uitspraak, de in de informatiebeschikking gestelde vragen met betrekking tot de uitspraak op bezwaar tegen de WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2020 dient te beantwoorden en de daarin verzochte informatie dient te verstrekken,
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.574,
  • gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 48 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 134 in verband met het hoger beroep bij het Hof, ofwel in totaal € 182.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema) (R.F.C. Spek)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 23 november 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 47, aanhef en onderdeel a, van de AWR.
2.Artikel 52a van de AWR.
3.Hoge Raad 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2895.
4.Hoge Raad 11 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:778 (https://www.navigator.nl/vakstudie/WKNL_CSL_606/document/id565dcde8a84e41f1845168dc325336fe).
5.Hof Arnhem-Leeuwarden, 15 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10521, Hoge Raad 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1375.
6.Vgl. Hoge Raad 22 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX6666, r.o. 3.4.4.