ECLI:NL:GHARL:2022:1321

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
21-003882-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep bij onvolkomen volmacht in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat was ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had op 2 september 2021 hoger beroep ingesteld via een e-mail van zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, die een gescande handtekening bevatte. De advocaat-generaal stelde dat het hoger beroep niet rechtsgeldig was ingesteld, omdat de e-mail niet voldeed aan de eisen voor een bijzondere schriftelijke volmacht zoals vastgelegd in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Tijdens de zitting op 8 februari 2022 heeft het hof de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de raadsman gehoord. De raadsman betoogde dat er sprake was van een rechtsgeldige volmacht en dat het verzuim voor gedekt moest worden gehouden, aangezien de verdachte en zijn ouders ter zitting aanwezig waren en de wens om hoger beroep in te stellen duidelijk was gemaakt. Het hof heeft vervolgens de relevante rechtspraak van de Hoge Raad in overweging genomen, waarin is bepaald dat minder strikt kan worden omgegaan met de eisen voor volmachten als de verdachte ter zitting aanwezig is en zijn wens om hoger beroep in te stellen kenbaar maakt.

Het hof oordeelde dat, hoewel de e-mail niet voldeed aan de formele eisen voor een bijzondere schriftelijke volmacht, het verzuim voor gedekt moest worden gehouden. De verdachte werd ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, en het onderzoek werd heropend voor verdere behandeling van de zaak. Het hof benadrukte het belang van de wens van de verdachte en de aanwezigheid van de raadsman tijdens de zitting, wat bijdroeg aan de beslissing om het verzuim te negeren en de zaak inhoudelijk te behandelen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003882-21
Uitspraak d.d.: 22 februari 2022
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 31 augustus 2021 met parketnummer 16-114989-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 21-002123-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 februari 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Procesgang
De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft op 31 augustus 2021 vonnis gewezen tegen verdachte. Op 2 september 2021 heeft de raadsman per e-mail de strafgriffie van de rechtbank verzocht hoger beroep in te stellen tegen dit vonnis. De e-mail bevat een afbeelding van een gescande handtekening van de raadsman (dit betreft geen gewaarmerkte digitale handtekening). Per e-mail van 4 februari 2022 heeft de advocaat-generaal aan het hof en de raadsman laten weten dat het appel volgens hem niet rechtsgeldig is ingesteld nu het appel is ingesteld door middel van een e-mail met daarin een gescande handtekening. Ter terechtzitting van het hof van 8 februari 2022 hebben de advocaat-generaal en de raadsman hun standpunten (verder) uiteengezet met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de door de raadsman verzonden e-mail als schriftelijke volmacht en met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Kort en zakelijk weergegeven, heeft de advocaat-generaal daartoe het volgende aangevoerd. Het e-mailbericht van de raadsman van 2 september 2021 ging niet vergezeld van een bijlage met een afzonderlijke, ondertekende volmacht en was evenmin voorzien van een deugdelijke elektronische handtekening. Met het enkele invoegen in een e-mail van een afbeelding van een digitaal gescande handtekening is niet voldaan aan de eisen gesteld in de artikelen 5 en 6 van het Besluit digitale stukken Strafvordering (hierna: het Besluit). Acceptatie van een niet juist ondertekend e-mailbericht als geldige bijzondere volmacht zou die eisen overbodig maken.
Voorts kan bij een onvolkomen volmacht het verzuim enkel voor gedekt worden gehouden als het gaat om een gebrek ten aanzien van de nadere vereisten voor volmachten van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Het gebruik van een gescande handtekening betreft het bepaalde in artikel 450, eerste lid, onder b, Sv en raakt aan de volmachtverlening zelf. Nu een e-mailbericht sowieso niet als bijzondere volmacht kan worden aangemerkt, moet verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich onder verwijzing naar de conclusie van 13 januari 2022 (ECLI:NL:PHR:2022:3) van Advocaat-Generaal Harteveld en jurisprudentie van de Hoge Raad primair op het standpunt gesteld dat sprake is van een rechtsgeldige volmacht tot het instellen van hoger beroep en dat verdachte ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. Een eventueel verzuim dient voor gedekt te worden gehouden, nu ter terechtzitting verdachte en zijn ouders zijn verschenen en het de wil van verdachte was om hoger beroep te doen instellen.
Subsidiair heeft hij het hof verzocht hem in de gelegenheid te stellen het verzuim te herstellen. Meer subsidiair heeft hij verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad over de in deze zaak aan de orde zijnde problematiek.
Oordeel hof
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het e-mailbericht van de raadsman van 2 september 2021 om 09:44 uur aan de strafgriffie van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450, eerste lid, onder b Sv, nu een schriftelijke en ondertekende bijzondere volmacht als bijlage bij deze e-mail ontbreekt.
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, Sv het instellen van hoger beroep onder meer kan geschieden door tussenkomst van een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd. De raadsman van een verdachte heeft zo de mogelijkheid om door middel van een bijzondere schriftelijke volmacht een medewerker van de griffie te machtigen om hoger beroep in te stellen.
Uit HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654 (en eerder: HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1241, en HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3253) volgt daarnaast dat een e-mailbericht dat niet van een elektronische handtekening is voorzien op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en daarmee binnen de appeltermijn ingekomen brief die voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een bijzondere schriftelijke volmacht en die naar een voor het instellen van rechtsmiddelen aangewezen e-mailadres is gestuurd, geldt wel als bijzondere volmacht.
Het hof stelt vast dat het op 2 september 2021 bij de strafgriffie van de rechtbank Midden-Nederland ingekomen e-mailbericht kennelijk bedoeld was als bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450, eerste lid, onder b, Sv (die voldeed aan de voorwaarden genoemd in artikel 450, derde lid, Sv). Het hof heeft geen reden om aan deze kennelijke bedoeling te twijfelen, mede in aanmerking genomen dat verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van 8 februari 2022 zijn verschenen en daarbij uitdrukkelijk de wens om op rechtsgeldige wijze hoger beroep te doen instellen naar voren hebben gebracht. Het hof stelt daarnaast vast dat in het e-mailbericht een digitale scan/afbeelding is ingevoegd/geplakt van de handtekening van de raadsman.
Het hof overweegt in verband met het voorgaande dat handtekeningen strekken tot waarborging van de authenticiteit en de herkomst van (proces)stukken. Van belang is daarnaast dat artikel 450, vierde lid, Sv de mogelijkheid biedt om een volmacht per elektronische voorziening over te dragen. In de artikelen 5 en 6 van het Besluit zijn eisen gesteld aan de elektronische voorziening en (de authenticatie van) elektronische handtekeningen. Een afbeelding van een handtekening die in een e-mailbericht is geplakt, voldoet niet aan deze eisen en is ook voor het overige in strijd met de waarde die in het Besluit aan de authenticiteit van digitale processtukken en aan de controleerbaarheid daarvan wordt gehecht. De acceptatie van een digitale handtekening onder een e-mailbericht als geldige bijzondere schriftelijke volmacht zou de regeling uit het Besluit in grote mate overbodig maken. Het hof is derhalve van oordeel dat de door de raadsman verzonden e-mail met ingevoegde digitale handtekening geen rechtsgeldige bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450 Sv is.
Het is vervolgens de vraag of dit verzuim in de onderhavige zaak voor gedekt moet worden gehouden.
Blijkens de rechtspraak van de Hoge Raad wordt sinds ECLI:NL:HR:2012:BV6999 minder strikt vastgehouden aan de wettelijke eisen die op grond van artikel 450 Sv aan de schriftelijke volmacht worden gesteld, indien verdachte of een door hem op grond van artikel 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting is verschenen en deze aldaar heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
In ECLI:NL:HR:2015:130 was aan de orde een bijzondere schriftelijke volmacht tot het instellen van hoger beroep die was gedateerd op de laatste dag van de appeltermijn en die was ondertekend door een kantoorgenoot van de advocaat van verdachte. Een dag daarna had de griffie van het gerechtshof een door de advocaat zelf ondertekende brief ontvangen. Het gerechtshof Amsterdam oordeelde dat namens verdachte het appel te laat was ingesteld en had bij deze beslissing niet kenbaar aandacht besteed aan de bijzondere schriftelijke volmacht, de ondertekening daarvan en de door de advocaat zelf ondertekende brief. De Hoge Raad casseerde de uitspraak van het gerechtshof en overwoog dat de kantoorgenoot van de advocaat bij wege van confraternele hulp de bijzondere schriftelijke volmacht “p/o [naam advocaat verdachte]” had ondertekend en dat daaruit volgde dat geen onzekerheid bestond dat een door verdachte bepaaldelijk gemachtigde advocaat de bijzondere schriftelijke volmacht had verleend.
In ECLI:NL:HR:2016:102 was de bijzondere schriftelijke volmacht tot het instellen van hoger beroep ondertekend door de secretaresse van de raadsman van verdachte. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat verdachte niet-ontvankelijk was in het door hem ingestelde hoger beroep, nu de volmacht niet was ondertekend door de raadsman zelf. De Hoge Raad casseerde deze uitspraak en overwoog onder verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak ECLI:NL:HR:2012:BV6999 dat het verzuim, inhoudende dat de schriftelijke volmacht van de raadsman niet door deze zelf maar door een ander is ondertekend, voor gedekt kan worden gehouden indien verdachte of een door hem op grond van artikel 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting is verschenen en deze aldaar heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de raadsman zelf ondertekende volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger te doen instellen.
Gelet op de hiervoor genoemde rechtspraak, met name ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2016:102 waarin de Hoge Raad een verzuim van de verdediging aan de bijzondere schriftelijke volmacht waaronder aan de handtekening heeft gerelativeerd, en in aanmerking genomen dat verdachte samen met zijn raadsman ter terechtzitting is verschenen en dat de raadsman namens verdachte heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om hoger beroep te doen instellen, is het hof van oordeel dat het verzuim van de onvolkomen volmacht voor gedekt moet worden gehouden. Het hof wijst daarbij ten overvloede nog op de conclusie van Advocaat-Generaal Harteveld van 11 januari 2022 (ECLI:NL:PHR:2022:3) waarin Harteveld overweegt dat volgens hem zelfs het verzuim dat de volmacht niet is ondertekend voor gedekt dient te worden gehouden als de wens van verdachte om hoger beroep te doen instellen onmiskenbaar ter terechtzitting blijkt.
Gelet op het voorgaande, verklaart het hof de verdachte ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep en wordt het onderzoek heropend, zodat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte ontvankelijk in het hoger beroep.

Heropent het onderzoek.

Schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman en de benadeelde partij.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. K.A.J.M. Wetzels en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.G. Ruissaard, griffier,
en op 22 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.H. van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.