In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad had de waarde van de woning vastgesteld op € 610.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, waarop belanghebbende bezwaar had aangetekend. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 20 februari 2025 zijn beide partijen gehoord, waarbij belanghebbende een lagere waarde van € 503.000 en subsidiair € 588.000 bepleitte. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Het Hof heeft de waarde van de woning uiteindelijk vastgesteld op € 580.000, en verklaarde het hoger beroep gegrond. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.