ECLI:NL:GHARL:2025:3972

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
23/2992 t/m 23/3002
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om beperkte kennisneming in belastingzaak met privacyaspecten

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 24 juni 2025, wordt een verzoek om beperkte kennisneming behandeld in het kader van een belastingzaak. De belanghebbende, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, heeft te maken met navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2005 tot en met 2013, 2016 en 2017. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft verzocht om beperkte kennisneming van bepaalde passages in de processtukken, die persoonsgegevens van belastingambtenaren en derden bevatten, alsook informatie van controle-strategische aard. De geheimhoudingskamer heeft de argumenten van de Inspecteur voor beperkte kennisneming beoordeeld en geconcludeerd dat deze gerechtvaardigd zijn. De privacy van individuele ambtenaren en derden weegt zwaarder dan het belang van de belanghebbende bij kennisneming van deze gegevens. De belanghebbende heeft ter zitting ingestemd met de beperkte kennisneming, wat de geheimhoudingskamer in haar beslissing heeft meegenomen. De uitspraak benadrukt de afweging van belangen bij verzoeken om geheimhouding in belastingzaken, waarbij de bescherming van persoonsgegevens en controle-strategische informatie voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers BK-ARN 23/2992 tot en met 23/3002
uitspraakdatum: 24 juni 2025
Tussenuitspraak van de derde meervoudige belastingkamer (geheimhoudingskamer)
in het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 oktober 2023, nummers AWB 21/5069 tot en met 21/5079, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Eindhoven(hierna: de Inspecteur)
betreffende een verzoek om beperkte kennisneming in de zin van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2005 tot en met 2013, 2016 en 2017 de navolgende (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Daarbij zijn tevens de volgende bedragen aan heffings- of belastingrente berekend en zijn de volgende boetes opgelegd.
Jaar
Bel. inkomen box 1
Bel. inkomen box 3
Rente
Boete
2005
€ 3.300
€ 28.923
€ 2.865
nvt
2006
€ 3.625
€ 28.086
€ 3.817
€ 3.815
2007
€ 3.068
€ 28.282
€ 3.381
€ 3.713
2008
€ 1.329
€ 27.969
€ 2.729
€ 10.141
2009
€ 3.278
€ 22.214
€ 2.049
€ 8.632
2010
€ 1.199
€ 22.378
€ 1.630
€ 7.689
2011
€ 1.870
€ 20.794
€ 1.409
€ 7.300
2012
€ 11.913
€ 11.038
€ 838
€ 4.966
2013
€ 12.636
€ 7.994
€ 529
€ 3.597
2016
€ 10.044
€ 5.076
€ 133
€ 1.530
2017
€ 10.191
€ 6.078
€ 1.860
€ 17
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2021 de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2005 tot en met 2013, 2016 en 2017 gehandhaafd, alsmede de daarmee samenhangende rente- en boetebeschikkingen.
1.5.
Tegen de uitspraken van de Inspecteur is beroep ingesteld. De Rechtbank heeft in de uitspraak van 2 oktober 2023 . de beroepen ongegrond verklaard en de vergrijpboetes vanwege overschrijding van de redelijke termijn verminderd.
1.6.
Belanghebbende heeft op 8 november 2023 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is bij brief van 2 december 2024 gemotiveerd.
1.7.
De Inspecteur heeft op 3 februari 2025 een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft de Inspecteur ter zake van passages en gegevens in de bijlagen 2, 3, 48, 76, , 78D, 78E, 78F en 78G verzocht om beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 Awb.
1.8.
De Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting geconstateerd dat inmiddels enkele passages uit bijlage 2 zijn vrijgegeven. Om die reden heeft de Inspecteur bij brief van 15 mei 2025 een recente, minder vergaand geschoonde versie van bijlage 2 gestuurd.
1.9.
De mondelinge behandeling door de geheimhoudingskamer heeft plaatsgevonden op 27 mei 2025 te Arnhem. De zaken met de nummers 23/2979 tot en met 23/3002 zijn gezamenlijk behandeld. Namens belanghebbende is verschenen advocaat mr. L.P.R. Gelissen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2.Feiten

2.1.
Bij het project debet- en creditcard I (hierna: project DCC I) van de Belastingdienst is naar voren gekomen dat belanghebbende en haar (inmiddels overleden) partner [naam3] bankrekeningen in Zwitserland en de Verenigde Arabische Emiraten buiten het zicht van de Belastingdienst hebben gehouden.
2.2.
De Inspecteur heeft over de jaren 2005 tot en met 2013, 2016 en 2017 (navorderings)aanslagen opgelegd waarbij het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) is verhoogd. Daarbij zijn tevens boetes opgelegd.
2.3.
De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de boetes verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
2.4.
Belanghebbende voert in hoger beroep aan dat de Inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het verbod op détournement de pouvoir. Verder betoogt belanghebbende in hoger beroep dat met het project DCC I een ongeoorloofde inbreuk op de privacy is gemaakt.
2.5.
De Inspecteur heeft op grond van artikel 8:42, lid 1 Awb de op zaak betrekking hebbende stukken ingebracht.
2.6.
De Inspecteur heeft ter zake van passages en gegevens in de volgende bijlagen verzocht om beperkte kennisneming daarvan als bedoeld in artikel 8:29 Awb:
- bijlage 2: projectstukken Debet-creditcards I;
- bijlage 3: informatie buitenlandse bankrekeningen;
- bijlage 48: Centrale Verwerking Uitstelregeling;
- bijlage 76: boeteadvies;
- bijlage 78D: mailcorrespondentie;
- bijlage 78E: notities in de applicatie;
- bijlage 78F: informatieverzoek Equens;
- bijlage 78G: logboek project debet-creditcards.
Redengevend voor dit verzoek is dat het daarbij gaat om persoonsgegevens van belastingambtenaren en van derden, alsmede om belangen van controle-strategische aard.

3.Geschil

In geschil is of beperkte kennisneming van de door de Inspecteur weggelakte passages en gegevens in voornoemde bijlagen gerechtvaardigd is.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1.
Uit artikel 8:29, lid 1 Awb volgt dat alleen partijen die verplicht zijn stukken bij de bestuursrechter in te dienen, een verzoek om volledige of beperkte geheimhouding kunnen doen indien daarvoor gewichtige redenen zijn. De Inspecteur heeft in het onderhavige geval een dergelijke verplichting met betrekking tot voornoemde bijlagen. Hij is op grond van artikel 8:42, lid 1 Awb namelijk verplicht alle stukken in het geding te brengen die hem ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten. [1]
4.2.
Als een stuk passages bevat die op de zaak betrekking hebben, is dit stuk als geheel een op de zaak betrekking hebbend stuk. De verplichting om dit stuk over te leggen, ziet daardoor niet slechts op de voor de beoordeling van de zaak relevante passages. [2]
4.3.
Gelet op artikel 8:29, lid 3 Awb beslist de bestuursrechter (in belastingzaken) of de volledige of beperkte geheimhouding van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden. [3]
4.4.
Bij de beoordeling van een verzoek om beperkte kennisneming speelt de betekenis van het stuk voor het oordeel van de rechter in de hoofdzaak en de procespositie van partijen een belangrijke rol. Verder is daarbij van belang of de partij aan wie kennisneming van een stuk wordt onthouden door de beperkte kennisneming wezenlijk in zijn procesvoering wordt belemmerd. [4]
4.5.
Anders dan de Inspecteur betoogt, kan het beroep op beperkte kennisneming niet worden gegrond op de Wet open overheid (hierna: WOO). De omstandigheid dat op grond van de WOO bepaalde stukken niet openbaar hoeven te worden gemaakt, betekent namelijk niet dat daarmee ook beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. [5]
4.6.
Het beroep op beperkte kennisneming kan evenmin worden gestoeld op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen. De geheimhoudingsplicht geldt namelijk niet indien enig wettelijk voorschrift, zoals artikel 8:42 Awb, tot bekendmaking verplicht.
4.7.
De geheimhoudingskamer zal hierna beoordelen in hoeverre op grond van artikel 8:29 Awb beperking van de kennisneming van bepaalde passages en gegevens in de bijlagen zoals genoemd in 2.6, gerechtvaardigd is.
Privacy van individuele ambtenaren
4.8.
De Inspecteur heeft in alle bijlagen die zijn genoemd in 2.6, met uitzondering van bijlage 78D, namen, telefoonnummers en mailadressen van belastingambtenaren weggelakt. De passages die zijn weggelakt zijn veelal voorzien van een zogenoemd NN-nummer. Deze NN-nummers corresponderen met een door de Inspecteur bij de ongeschoonde stukken overgelegde lijst met namen van belastingambtenaren.
4.9.
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard erin te berusten dat de Inspecteur voornoemde bijlagen in geschoonde vorm – dat wil zeggen met de weggelakte namen, telefoonnummers en mailadressen van belastingambtenaren – in het geding brengt. Derhalve is tussen partijen niet langer in geschil dat beperkte kennisneming van deze gegevens gerechtvaardigd is. Verder heeft belanghebbende ter zitting er mee ingestemd dat de meervoudige kamer die in de hoofdzaak zal beslissen (de hoofdkamer) kennis neemt van deze weggelakte gegevens. De geheimhoudingskamer zal dienovereenkomstig beslissen.
Privacy van derden
4.10.
De Inspecteur heeft in bijlage 3 de naam en contactgegevens van een Zwitserse belastingambtenaar weggelakt. Verder heeft de Inspecteur in bijlagen 78D, 78E, 78F en 78G namen van derden en andere gegevens die herleidbaar zijn tot derden, weggelakt.
4.11.
De geheimhoudingskamer acht het aannemelijk dat kennisneming van de persoonsgegevens van derden zal leiden tot aantasting van het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen. Dit belang weegt in dit geval zwaarder dan het belang dat belanghebbende in het onderhavige geschil kennis kan nemen van deze gegevens. Daarbij neemt de geheimhoudingskamer in aanmerking dat belanghebbende niet heeft gesteld enig belang bij kennisneming van deze gegevens te hebben. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer zijn deze gegevens niet van belang voor een goede beoordeling door de hoofdkamer van de opgelegde belastingaanslagen. Belanghebbende wordt door de beperkte kennisneming dan ook niet wezenlijk in haar procesvoering belemmerd. De geheimhoudingskamer acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming van de persoonsgegevens van derden gerechtvaardigd. [6]
4.12.
Voor het geval beperkte kennisneming gerechtvaardigd is, heeft belanghebbende ter zitting ermee ingestemd dat de hoofdkamer kennis neemt van deze weggelakte gegevens. De geheimhoudingskamer zal dienovereenkomstig beslissen.
Controlestrategie
4.13.
De Inspecteur heeft in bijlage 2 passages weggelakt, omdat de geheimhouding daarvan volgens hem van belang is om redenen van controle-strategische aard. Hij heeft deze weggelakte passages voorzien van de aanduidingen C1 (effectieve controle en controle- en/of behandelstrategie), C2 (effectieve en efficiënte interne werkwijze) en C3 (voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen).
4.14.
Ter toelichting heeft de Inspecteur opgemerkt dat deze passages niet alleen het onderhavige traject raken, maar ook andere projecten uit het programma “verhuld vermogen”, waaronder mogelijk nog te starten projecten. Indien belastingplichtigen daarvan op de hoogte raken, zouden zij daarop kunnen anticiperen en daarmee controle door de Belastingdienst frustreren en de nakoming van hun fiscale verplichtingen ontlopen. Voorts gaat het om passages waarin aanwijzingen worden gegeven over de wijze van klantbehandeling, voorschriften en tips over de toe te passen tactiek en methodiek om aangiften en verklaringen van belastingplichtigen te toetsen die breed toepasbaar zijn op vergelijkbare projecten en/of individuele gevallen. Kennis over ingeplande capaciteit zou gevolgen kunnen hebben voor de reactie op en houding van belastingplichtigen tegenover onderzoek door de Belastingdienst, aldus de Inspecteur.
4.15.
Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer zijn die passages in bijlage 2 van controle-strategisch belang en vormen de hiervoor door de Inspecteur genoemde argumenten gewichtige redenen voor beperkte kennisneming van die passages. [7] Deze redenen wegen naar het oordeel van de geheimhoudingskamer aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze passages. Daarbij weegt de geheimhoudingskamer mee dat de met “C” aangeduide weggelakte passages niet van significant belang zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de belastingaanslagen door de hoofdkamer.
4.16.
Voor het geval beperkte kennisneming gerechtvaardigd is, heeft belanghebbende ter zitting ermee ingestemd dat de hoofdkamer kennis neemt van deze weggelakte gegevens. De geheimhoudingskamer zal dienovereenkomstig beslissen.
Slotsom
4.17.
Gelet op het vorenstaande acht de geheimhoudingskamer het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd. Belanghebbende heeft ter zitting toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:29, lid 5 Awb, voor de beperkte kennisneming van de gegevens (zie 4.9, 4.12 en 4.16).

5.Beslissing

De geheimhoudingskamer:
  • wijst het verzoek tot beperkte kennisneming toe, en
  • stelt het procesdossier, inclusief de ongeschoonde versies van de bijlagen die zijn genoemd in 2.6, ter beschikking aan de meervoudige kamer die in de hoofdzaak zal beslissen.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) (A.J.H. van Suilen)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze tussenuitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend. Op grond van artikel 28, lid 5, Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan tegen de beslissing in deze tussenuitspraak slechts worden opgekomen tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de einduitspraak, zijnde de uitspraak waarbij het geding wordt afgedaan (vgl. HR 14 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3489, en HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:639).

Voetnoten

1.Vgl. HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:492, r.o. 3.2.2.
2.HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:672, r.o. 3.4.2.
3.ABRvS 25 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:595, r.o. 2; Hof Arnhem-Leeuwarden 30 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7514, r.o. 4.11.
4.ABRvS 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1367, r.o. 8; Hof Arnhem-Leeuwarden 30 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7514, r.o. 4.12.
5.Zie TK 1991-1992, 22.495, nr. 3, p. 120: “Wanneer een bestuursorgaan op deze bepaling [art. 8:29 Awb; Hof] een beroep doet, vindt de rechter in de criteria van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) een ondergrens. Overeenkomstig de artikelen 6.3.9 [art. 7:4 Awb; Hof], achtste lid, en 6.4.9 [art. 7:18 Awb; Hof], achtste lid, is in het tweede lid bepaald dat een gewichtige reden voor het bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig is, voor zover het ingevolge de Wob verplicht zou zijn tot het geven van informatie. De omstandigheid dat een bestuursorgaan een verzoek om informatie op grond van die wet zou kunnen afwijzen, kan echter niet zonder meer doorslaggevend zijn in een procedure tussen partijen.”
6.Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 18 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4211, r.o. 4.12.
7.Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 18 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4211, r.o. 4.15.