Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellante]
- de memorie van grieven van [appellante]
- de memorie van antwoord van Ons Huis
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 21 mei 2025 is gehouden
2.De kern van de zaak en de relevante feiten
- 7461 voorgedraaide joints in verpakkingen met verschillende kleuren (groen, geel en blauw);
- 40 gram hasj;
- 3356 gram mengsel van shag en hennep;
- 288 gram hennepgruis;
- 82 gram henneptoppen;
- 44 gram delen van hennepplanten;
- een kamer die ingericht is als verwerkingskamer, met o.a. een koolstoffilter en slakkenhuis voor afzuiging van wietlucht.
3.De toelichting op de beslissing van het hof
Om echter volledig zeker te zijn en om eventuele misverstanden te voorkomen die mijn goede huurderschap in gevaar zouden kunnen brengen, schrijf ik u deze brief.’Ook heeft zij naar eigen zeggen de wijkagent gevraagd of het maken van wietolie in de woning was toegestaan. Het hof acht daarbij niet aannemelijk dat [appellante] ervan uitging dat toestemming van Ons Huis voor het opslaan van een grote hoeveelheid softdrugs en druggerelateerde attributen in de woning niet nodig zou zijn. De stelling van [appellante] dat de joints niet van haar zijn maar in de woning lagen opgeslagen ten behoeve van een coffeeshop, helpt haar ook niet. [appellante] is als huurster verantwoordelijk voor wat er in haar woning aanwezig is. Aan de stelling dat er mogelijk geen cannabis aanwezig zou zijn geweest in de gevonden joints, gaat het hof voorbij, mede omdat door [appellante] zelf in de processtukken wordt gesproken van ‘softdrugs’ en [appellante] ook zelf betoogt dat de joints zijn bestemd voor een coffeeshop. Bovendien staat in voormeld ambtsedig proces-verbaal:
‘De bovenstaande hennep staat vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 Opiumwet.’
‘ik kan nu ook brengen’, waarop [appellante] antwoordt met een duimpje. [appellante] zegt in een gesprek met ‘Taxi’ over ‘g3’ ‘gr3’:
‘Oké breng aub voor me is op’en
‘Sleutel in het schuurtje op de doos’.[appellante] bericht [naam2] na een foto van wiet: ‘
100 gram voor jou af gaan wegen?’, waarop [naam2] antwoordt met een duimpje. [appellante] deelt vervolgens haar adres en zegt na een gesprek over waar ze kunnen afspreken: ‘
Wij zijn weer verplaatst naar huis. Dus kom maar weer bij mij thuis’. Ene ‘0’ bericht aan [appellante] :
‘Ik zet morgenochtend groen buisjes en shag bij je neer, dan mogen die gemaakt worden (…)’[appellante] verderop in het gesprek met ‘0’:
‘Poort is open en alles staat klaar m’n vader weet dat je komt’, waarop ‘0’ zegt:
‘Ok, dan zet ik neer en geef hem het geld?’en [appellante] antwoordt met
: ‘Toppie.’In een bericht van [appellante] aan ‘0’:
‘Ik heb 32 pakken blauw klaar. Kan je me vandaag ook uitbetalen. Alles bij elkaar was 8.760 stuks.’In een ander Whatsapp-gesprek met ‘0’ zegt [appellante] : ‘
Want ik ben gaan tellen toen m’n vader mee ging doen, wat ik daarvoor heb gedaan heb ik altijd niet mee geteld. (…) Maand november heb ik 16.290 gemaakt. Je hebt blauw mee genomen hè. (…) Ik laat hem dan gewoon blauw maken goed’,waarop ‘0’antwoordt met:
‘Yes (...)’.Ene ‘M’ zegt tegen [appellante] in een gesprek over pillen: ‘
Se liggen rond 8 uur in je brievenbus’,waarop [appellante] antwoordt:
‘Oké je kan wel aanbellen dan ben ik wel wakker’.De gesprekken hebben plaatsgevonden in de periode van december 2021 tot september 2023. Dat sprake zou zijn van een eenmalige gebeurtenis is dus niet aan de orde; uit de gesprekken blijkt juist van doorlopende bestellingen over een lange periode. [appellante] heeft tegen deze Whatsapp-gesprekken niets steekhoudends ingebracht. Gelet op dit alles vindt het hof de bewering van [appellante] dat zij geen drugs in de woning heeft verwerkt en niet vanuit de woning in drugs heeft gehandeld, niet overtuigend. Dat wordt nog ondersteund door het feit dat in de woning een kamer is aangetroffen die is ingericht als verwerkingskamer, met o.a. een koolstoffilter en slakkenhuis voor afzuiging van wietlucht. [appellante] beweert dat sprake is van een cannolator en de ruimte dus slechts werd gebruikt voor het vervaardigen van wietolie en het filter onder meer voor de afzuiging van etenslucht bestemd was, maar het hof gaat hier niet in mee gezien de grote hoeveelheden joints en shag en hennep (bestemd voor het maken van joints) die in de woning en de schuur van [appellante] zijn gevonden. Dat ‘handel’ in drugs alleen een strafrechtelijke term is en daarvan geen sprake kan zijn omdat [appellante] niet strafrechtelijk veroordeeld is, zoals [appellante] aanvoert, ziet het hof niet in. Alle bedrijfsmatige activiteiten in de woning zijn in strijd met de overeengekomen bestemming en handelen in strijd met die bestemming is ook mogelijk zonder strafrechtelijke veroordeling. Gelet op het voorgaande is door [appellante] onvoldoende weersproken dat zij de woning in strijd met de overeengekomen bestemming heeft gebruikt, zodat het hof aan bewijslevering niet toekomt. Dat [appellante] wel altijd is blijven wonen in de woning, zoals zij aanvoert, doet daaraan niet af omdat dit niet in de weg staat aan handelen in strijd met de woonbestemming. Het hof is daarom van oordeel dat [appellante] zowel haar verplichting zich als goed huurster te gedragen (artikel 7:213 BW) als haar verplichting de woning conform de overeengekomen bestemming te gebruiken (artikel 7:214 BW) heeft geschonden. In het midden kan daarom blijven of het huurreglement van Ons Huis op de huurovereenkomst van toepassing is.
4.De beslissing
8 juli 2025.