ECLI:NL:GHARL:2025:4496

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
200.347.311
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontbinding arbeidsovereenkomst en opzegverbod tijdens ziekte

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 22 juli 2024 de arbeidsovereenkomst met Duo Notariaat heeft ontbonden. De kern van het geschil betreft de vraag of het opzegverbod tijdens ziekte van toepassing was op de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [appellante] was sinds 7 maart 2023 arbeidsongeschikt en betwistte de ontbinding, stellende dat deze in strijd was met het opzegverbod. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsverhouding ernstig verstoord was en dat de ontbinding gerechtvaardigd was, ondanks het opzegverbod. Het hof bevestigde dit oordeel en oordeelde dat Duo Notariaat niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. Het verzoek van [appellante] om een billijke vergoeding werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak voor werkgevers om redelijke instructies te geven en dat een verstoorde arbeidsrelatie kan leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zelfs tijdens ziekte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.347.311
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 11106303)
beschikking van 21 juli 2025
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verwerende partij
hierna: [appellante]
advocaat: mr. G.M. Roze
tegen
Notarispraktijk mr. D.C. [naam1] B.V.
die is gevestigd in Utrecht
en bij de kantonrechter optrad als verzoekende partij
hierna: Duo Notariaat
advocaat: mr. E.M.Y. Sørensen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 juli 2024, hierna aangeduid als
de bestreden beschikking. Partijen hebben de volgende stukken bij het hof ingediend:
- het beroepschrift (met producties);
- het verweerschrift (met producties).
1.2.
Op 14 mei 2025 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. De advocaten hebben daar de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen en die zijn samen met het verslag van de mondelinge behandeling (proces-verbaal) aan het dossier toegevoegd. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof uitspraak (beschikking) bepaald op vandaag.

2.Kern van het geschil en de beslissingen van de kantonrechter en het hof

2.1.
In 2020 zijn partijen een arbeidsovereenkomst aangegaan en vanaf 2022 ontstaat verschil van mening over de vraag of [appellante] de werkzaamheden vanuit huis of (deels) op kantoor moet verrichten en later nadat [appellante] arbeidsongeschikt is geworden, ontstaat ook discussie over de inhoud en de praktische uitvoering van het plan van aanpak. Duo Notariaat verzoekt de kantonrechter in mei 2024 de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding en [appellante] verzet zich daartegen onder meer met een beroep op het opzegverbod tijdens ziekte en als dat niet slaagt en de kantonrechter de arbeidsovereenkomst toch ontbindt, maakt zij aanspraak op betaling van een transitievergoeding, een billijke vergoeding (van € 43.556,96 bruto) en achterstallig loon.
beslissing kantonrechter
2.2.
De kantonrechter heeft in de beschikking van 22 juli 2024 geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig ernstig en duurzaam is verstoord dat van Duo Notariaat niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en heeft – nu herplaatsing niet in de rede ligt –, de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 september 2024. Het opzegverbod tijdens ziekte staat daaraan volgens de kantonrechter niet in de weg. In de beschikking is Duo Notariaat veroordeeld de transitievergoeding van € 5.311,89 bruto (met rente) aan [appellante] te betalen naast een bedrag van € 5.453,- bruto (met de maximale wettelijke verhoging en rente) aan achterstallig loon over de maanden mei en juni 2024. Geen van partijen is in de proceskosten veroordeeld; ieder moet de eigen kosten dragen.
2.3.
[appellante] is het niet met alle beslissingen van de kantonrechter eens en heeft hoger beroep ingesteld. Zij is het niet eens met het oordeel van de kantonrechter over het opzegverbod tijdens ziekte en over het handelen van Duo Notariaat in relatie tot de ontbinding. Zij verzoekt het hof haar op één van beide gronden alsnog een billijke vergoeding van € 46.201,- bruto toe te kennen. Duo Notariaat blijft erbij dat geen sprake is van een (relevant) opzegverbod tijdens ziekte en omdat zij als werkgever daarnaast niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, is er volgens Duo Notariaat geen grond voor toekenning van een billijke vergoeding.
beslissing van het hof in het kort
2.4.
Het hof is het met de kantonrechter eens dat het opzegverbod tijdens ziekte niet in de weg stond aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst en dat Duo Notariaat niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het verzoek van [appellante] tot veroordeling van Duo Notariaat tot betaling van een billijke vergoeding zal daarom worden afgewezen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep.
2.5.
Hierna legt het hof uit hoe het tot dit oordeel is gekomen, dit na een weergave van de vaststaande feiten.

3.De motivering van de beslissing van het hof

de vaststaande feiten
3.1.
Het hof gaat uit van de feiten zoals beschreven in de bestreden beschikking. Deze feiten worden hierna samengevat en waar nodig aangevuld.
3.2.
[appellante] treedt op 18 november 2020 bij Duo Notariaat in dienst in de functie van notarieel medewerker voor 40 uur per week tegen (laatstelijk) € 3.895,- bruto per maand, exclusief emolumenten. De eerste zes maanden verricht [appellante] haar werkzaamheden volledig vanuit het kantoor in Utrecht. Zij woont op dat moment in [plaats1] . Vanaf 7 januari 2021 is [appellante] (tijdelijk) woonachtig in [plaats2] . Vanaf december 2021 verricht zij haar werkzaamheden vanuit huis. Tijdens een functioneringsgesprek op kantoor op 27 juni 2022 meldt de algemeen directeur van Duo Notariaat, de heer [naam1] (hierna: [naam1] ) dat hij [appellante] meer op kantoor wil zien en partijen maken daarover afspraken, namelijk dat [appellante] per 1 juli 2022 of vanaf de datum dat zij andere woonruimte heeft gevonden, maar uiterlijk per november 2022, weer minimaal vier dagen per week op kantoor aanwezig is. Ook wijst [naam1] erop dat van volledig thuiswerken geen sprake kan zijn. Van het gesprek is een verslag gemaakt. In een e-mail van 23 september 2022 vraagt [naam1] [appellante] om in verband met ziekte van collega’s op maandag 26 september 2022 op kantoor te komen en kondigt aan dat een planning gemaakt moet worden voor de komende maanden met een schema waarbij zij drie dagen per week op kantoor is. Op 26 september 2022 vindt een gesprek plaats op kantoor en zegt [naam1] dat [appellante] tot november 2022 de tijd krijgt om orde op zaken te stellen en sommeert haar per 1 december 2022 minimaal 4 dagen per week op kantoor aanwezig te zijn. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. In het verslag staat dat als [appellante] niet aan de sommatie voldoet, hij afscheid van haar neemt en de samenwerking zal stoppen per 1 januari 2023.Op 30 oktober 2022 stuurt [naam1] dit verslag per e-mail aan [appellante] en stelt hij voor bij te praten nu zij heeft aangegeven naar een andere baan te zoeken. [appellante] schrijft op 22 november 2022 in een whatsapp bericht aan een collega onder meer dat zij hoopt snel een andere baan te vinden.
3.3.
Op 6 maart 2023 stuurt Duo Notariaat een e-mail aan [appellante] met daarin onder meer de volgende passages. ”
Eind vorig jaar hebben wij besproken (en heb ik je verplicht) om tenminste 3 dagen per week weer op kantoor te werken. Niet alleen omdat dat een essentieel onderdeel van de arbeidsovereenkomst is, en wij nooit zijn overeengekomen dat jij permanent thuis mag werken, maar ook omdat de werkbegeleiding en kantooromstandigheden dat vergen. Inmiddels is het 6 maart en ben je nog geen dag op kantoor geweest in 2023. Ook je beoordelingsgesprek en kantooroverleg heb je overgeslagen. Bij deze sommeer ik je om vanaf 13 maart aanstaande fulltime op kantoor te komen werken (en fulltime is -nu nog- rekening houdend met afstand en reistijd, niet van 9- 17, dus laten we zeggen van 10 – 16 uur), bij gebreke waarvan wij een ander traject zullen starten. Vanaf maandag zullen we in overleg ook de aard en omvang van je werkzaamheden bepalen, maar daar zal ik deze week nog nader op terug komen.
3.4.
Op 7 maart 2023 meldt [appellante] zich ziek.
3.5.
In de periode nadien stelt de bedrijfsarts vast dat sprake is van een knelpunt in de arbeidsrelatie en van medische beperkingen, biedt Duo Notariaat een coach op haar kosten aan, verzet [appellante] zich tegen het einddoel van de re-integratie te weten ‘re-integratie in de eigen functie op kantoor’ waardoor problemen ontstaan met betrekking tot het opstellen en ondertekenen van een plan van aanpak, ontstaat verschil van mening over de vraag of re-integratie wel of niet op kantoor moet plaatsvinden en is er regelmatig telefonisch contact tussen [appellante] en de HR manager van Duo Notariaat. Op 4 december 2023, 8 maart 2024 en 4 april 2024 vinden mediationgesprekken plaats. In september 2023 wordt het loon stopgezet, kort daarna hervat, terwijl in maart 2024 opnieuw een loonsanctie wordt opgelegd omdat discussie is over de plaats waar het arbeidsdeskundig onderzoek moet worden gedaan; wel of niet op kantoor. Op 14 mei 2024 dient Duo Notariaat een verzoekschrift tot ontbinding bij de kantonrechter in. Op 27 juni 2024 vindt een arbeidsdeskundig onderzoek plaats. Op 22 juli 2024 doet de kantonrechter uitspraak en beslist zoals hiervoor in 2.2. is samengevat.
3.6.
In de periode vanaf 7 maart 2023 zijn over de arbeidsongeschiktheid van [appellante] onder meer diverse rapportages [1] , een probleemanalyse met twee bijstellingen [2] en een FML [3] opgesteld, waarin wisselend wordt geoordeeld dan wel geadviseerd ten aanzien van re-integratiemogelijkheden. In het deskundigenoordeel UWV van 26 augustus 2024 is te lezen dat UWV de re-integratie-inspanningen van Duo Notariaat tot 2 juli 2024 (datum aanvraag deskundigenoordeel) als voldoende heeft beoordeeld. [4]
De bezwaren van [appellante] tegen de uitspraak van de kantonrechter en de beoordeling daarvan
omvang hoger beroep
3.7.
Het hof stelt vast dat [appellante] geen bezwaren heeft opgeworpen tegen de vaststelling door de kantonrechter, in 4.4. van de bestreden beschikking, dat ‘de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig ernstig en duurzaam is verstoord dat van Duo Notariaat niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’ en dat ‘herplaatsing niet aan de orde is’. Dit valt daarmee buiten dit hoger beroep. Zoals hiervoor in 2.3 is verwoord heeft [appellante] twee bezwaren opgeworpen. Het hof zal deze hierna beoordelen.
I opzegverbod
3.8.
[appellante] heeft onder meer aangevoerd dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet had mogen ontbindingen omdat sprake is van een opzegverbod tijdens ziekte.
3.9.
In de wet [5] staat dat een werkgever de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen gedurende de tijd dat een werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Dit wordt het opzegverbod tijdens ziekte genoemd, hetgeen in een ontbindingsprocedure reflexwerking heeft. De strekking van het opzegverbod tijdens ziekte is onder meer het vrijwaren van de werknemer van psychische druk die een ontslagaanzegging tijdens ziekte met zich brengt. [6] Dit opzegverbod geldt niet als een werknemer twee jaar ziek is of als bij het UWV een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst is ingediend dan wel een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter is ingediend voordat de werknemer zich heeft ziek gemeld. Niet in geschil is dat [appellante] arbeidsongeschikt is vanaf 7 maart 2023 en dat ten tijde van de beslissing van de kantonrechter nog geen periode van twee jaar was verstreken. Vast staat ook dat het verzoek tot ontbinding is ingediend na de ziekmelding. Duidelijk is dat het ontbindingsverzoek is gedaan terwijl het opzegverbod gold. In de wet staat ook dat ondanks het bestaan van een opzegverbod, de kantonrechter de arbeidsovereenkomst in twee gevallen toch kan ontbinden. [7] Op één van deze uitzonderingen heeft Duo Notariaat een beroep gedaan, namelijk indien ‘het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben’. Het hof zal dit beroep hierna beoordelen.
(g)een verband?
3.10.
[appellante] klaagt er in hoger beroep over dat de kantonrechter de zogenaamde ‘vergewisplicht’ van artikel 7:670 BW niet juist heeft toegepast. Zij voert aan dat het geschil met haar werkgever over het wel of niet mogen thuis werken weliswaar bestond voor haar ziekmelding, maar dat dit geschil pas later – vanwege haar ziekte – heeft geleid tot een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Er is volgens haar dus wel degelijk sprake van een samenhang tussen haar arbeidsongeschiktheid en de grondslag van het verzoek. De kantonrechter heeft ten onrechte aangenomen dat sprake is van een uitzondering op het opzegverbod tijdens ziekte en heeft de arbeidsovereenkomst ten onrechte ontbonden, aldus [appellante] . Op die grond maakt zij om te beginnen aanspraak op een billijke vergoeding [8] .
3.11.
Het hof stelt voorop dat het op de weg van Duo Notariaat ligt te stellen, te onderbouwen en bij betwisting te bewijzen dat zich een uitzonderingssituatie voordoet zoals hiervoor bedoeld in 3.9. Het hof moet dus toetsen of de door Duo Notariaat aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde ontslaggrond inderdaad geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt mee dat alleen als de omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd zich laten abstraheren van de omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft en die omstandigheden op zichzelf voldoende zijn voor een voldragen ontslaggrond, voldaan is aan de wettelijke voorwaarde dat er ‘geen verband’ is. [9]
3.12.
Hierna zal allereerst worden weergegeven welke omstandigheden volgens Duo Notariaat hebben geleid tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarna zal worden beoordeeld of deze omstandigheden samenhangen met de arbeidsongeschiktheid van [appellante] .
3.13.
Duo Notariaat is [appellante] vanwege problemen in de privésfeer lange tijd en veelvuldig tegemoet gekomen en heeft haar daarbij waar mogelijk geholpen. [appellante] heeft Duo Notariaat nooit volledig ingelicht over de aard en ernst van deze problemen, maar kreeg wel mee dat [appellante] de reistijd naar het werk als problematisch ervaarde, problemen had met haar verhuurder maar op dat moment geen passende alternatieve woonruimte kon vinden en dat er problemen waren rond het vinden van een passende school voor haar toentertijd minderjarige dochter. In de periode dat [appellante] nog in [plaats1] woonde heeft Duo Notariaat haar vrijgelaten om later op kantoor te starten en eerder naar huis te gaan. Wel heeft zij aangespoord tot een verhuizing naar een woning dichterbij kantoor, zoals tijdens het sollicitatieproces besproken. Uiteindelijk heeft [appellante] een huurwoning in [plaats2] gevonden en op 1 januari 2022 is zij vervolgens verhuisd naar een vakantiepark in [plaats3] . Duo Notariaat heeft goed gevonden dat [appellante] , toen zij in december 2021 had aangegeven dat zij het niet meer kon opbrengen naar kantoor te komen, tijdelijk thuis mocht werken. In maart 2022 heeft [appellante] herhaaldelijk kenbaar gemaakt dat zij het werk niet leuk vond en hoopte snel een andere baan te vinden. Tijdens een functioneringsgesprek op 27 juni 2022 is besproken dat [appellante] weer op kantoor moest komen werken voor in elk geval drie dagen per week en daarover zijn afspraken gemaakt, die [appellante] niet is nagekomen. Duo Notariaat heeft zich toen gerealiseerd dat een coulante houding niets opleverde en heeft na enkele sommaties, [appellante] in maart 2023 gesommeerd vanaf 13 maart 2023 fulltime op kantoor te komen werken, zij het met aangepaste begin- en eindtijden in verband met haar reistijd van en naar het werk vanuit [plaats3] . Dit om beweging te bewerkstelligen in de ontstane impasse. In reactie op deze e-mail heeft [appellante] zich de dag daarna ziek gemeld. Vervolgens is over diverse zaken in het re-integratietraject discussie ontstaan, bijvoorbeeld over het opstellen en de inhoud van het plan van aanpak. Zo heeft [appellante] bezwaar gemaakt tegen het in het plan van aanpak opgenomen einddoel van de re-integratie, namelijk volledige terugkeer in de eigen functie (40 uur op kantoor). Toen de verzuimcoach in september 2023 groen licht had gegeven voor het vormgeven van de re-integratie, eerst vanuit huis en geleidelijk opbouwend naar de volledige contracturen op kantoor, is de re-integratie vanwege toegenomen klachten van [appellante] stilgelegd en vervolgens niet meer aangevangen.
3.14.
Duo Notariaat stelt dat op basis van onder meer de hiervoor weergegeven gang van zaken sprake is van een duurzaam en ernstig verstoorde verhouding en dat die omstandigheden zodanig zijn dat van haar in redelijkheid niet kon en kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Zij wijst erop dat nooit is afgesproken of toegezegd dat [appellante] haar werkzaamheden volledig of deels vanuit huis mag verrichten en dat haar verzoek om een bepaald aantal dagen per week op kantoor te werken binnen de reikwijdte van het instructierecht valt dat zij op grond van artikel 7:660 BW heeft. Door vol te houden dat is toegezegd dat zij mag thuiswerken als zij dat wil en de afwijzende en weigerachtige houding van [appellante] ten opzichte van redelijke instructies van Duo Notariaat, de aanbevolen interventies van de bedrijfsarts en de verplichte re-integratiewerkzaamheden (zoals het meewerken aan het opstellen van voorgeschreven documenten) getuigen volgens Duo Notariaat van grote onwil en een groot wantrouwen van [appellante] jegens haar, waarbij zij Duo Notariaat ook talloze verwijten heeft gemaakt. Dit alles maakt dat Duo Notariaat het vertrouwen had en heeft verloren dat partijen in de toekomst nog op een vruchtbare wijze kunnen samenwerken, dit ondanks drie mediationgesprekken. Duo Notariaat wijst er kort samengevat op dat de arbeidsverhouding tussen partijen al geruime tijd voor de ziekmelding, namelijk in de loop van 2022, was verstoord door de houding van [appellante] ten aanzien van het conflict over het thuiswerken. Niet haar arbeidsongeschiktheid, maar haar houding in het ontstane geschil over het thuiswerken, maakte dat Duo Notariaat heeft besloten te streven naar beëindiging van het dienstverband.
3.15.
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat uit de processtukken met producties en de toelichting van partijen ter zitting blijkt dat de arbeidsverhouding tussen partijen al geruime tijd voor de ziekmelding was verstoord door het conflict tussen partijen over het thuiswerken van [appellante] . Uit niets blijkt dat partijen bij indiensttreding hebben afgesproken dat [appellante] mag bepalen wanneer zij thuiswerkt en dus desgewenst volledig mag thuiswerken, zoals zij ook in hoger beroep lijkt te betogen. In de arbeidsovereenkomst is juist opgenomen dat thuiswerken altijd in overleg wordt bepaald en [appellante] heeft deze arbeidsovereenkomst voor akkoord ondertekend. Dat zij meteen na ontvangst van de arbeidsovereenkomst tegen [naam1] zou hebben gezegd dat wat is opgenomen over het thuiswerken niet correspondeert met wat tijdens het eerste gesprek over indiensttreding is afgesproken, is door [naam1] ontkend en door [appellante] niet nader onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Het staat een werkgever vrij een werknemer instructies te geven en als het op enig moment en om welke reden dan ook nodig is dat een werknemer haar/zijn werkzaamheden weer deels verricht op kantoor, dan zal een werknemer aan een redelijk verzoek moeten voldoen. Niet is gebleken dat partijen op een later moment hebben afgesproken dat [appellante] voortaan volledig mag thuiswerken. [appellante] meent van wel en verwijst naar haar e-mail van 12 december 2022 aan haar collega. Een dergelijke afspraak is in dat bericht echter niet te lezen, nog afgezien van het feit dat dit geen mailwisseling betreft tussen [appellante] en [naam1] . In de overgelegde correspondentie is te lezen dat Duo Notariaat keer op keer rekening houdt met steeds andere redenen die [appellante] aanvoert waarom ze niet op kantoor kan werken. Uit de overgelegde producties blijkt dat Duo Notariaat [appellante] in 2022 op 27 juni, 23 september, 26 september, 30 oktober en 1 december 2023 heeft verzocht dan wel gesommeerd op kantoor te komen werken, aan welke verzoeken [appellante] niet heeft voldaan. Bij deze producties valt op dat Duo Notariaat bij het formuleren van haar verzoeken rekening blijft houden met redenen die [appellante] aanvoert waarom ze niet kan komen en ook met de reistijd woon- werkverkeer van [appellante] . Begin maart 2023 lijkt dan de maat vol. In de e-mail van 6 maart 2023 sommeert Duo Notariaat [appellante] om vanaf 13 maart 2023
fulltimeop kantoor te komen werken, opnieuw rekening houdende met haar reistijd en wijst zij [appellante] op de arbeidsrechtelijke consequenties voor het geval zij niet aan de sommatie voldoet. Hoewel de vraag zich opdringt of de sommatie fulltime op kantoor te komen werken wel een redelijk verzoek is, acht het hof het gelet op alle hiervoor beschreven omstandigheden, begrijpelijk en te billijken dat Duo Notariaat niet meer wist hoe zij [appellante] anders dan met de e-mail van 6 maart 2023 in beweging kon brengen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam1] ook verklaard dat als [appellante] zou hebben aangegeven hoeveel dagen zij wel bereid was op kantoor te werken, hij niet zou hebben vastgehouden aan die vijf dagen. Het hof ziet de verzoeken van Duo Notariaat alles overziend als redelijke verzoeken. Door steeds opnieuw niet in te gaan op redelijke verzoeken van Duo Notariaat heeft [appellante] de relatie keer op keer op scherp gezet en is uiteindelijk de arbeidsverhouding verstoord.
3.16.
[appellante] heeft aangevoerd dat het geschil over thuiswerken was opgelost nadat haar een ‘promotie’ was toegezegd en geëffectueerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam1] verklaard dat geen sprake was van een ‘promotie’, maar van een afspraak dat als alles goed zou gaan, [appellante] zou worden ingewerkt in de functie van behandelaar. Omdat [appellante] niet op kantoor wilde werken en begin maart 2023 dat jaar nog niet op kantoor was geweest, is het van een inwerken in de functie van behandelaar nooit echt gekomen. [appellante] heeft niets aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat met de ‘promotie’ begin 2023, het geschil over thuiswerken was opgelost. De dag na het versturen van de
e-mail van 6 maart 2023 meldt [appellante] zich ziek en volgens de bedrijfsarts is naast een medische oorzaak ook sprake van knelpunten in de arbeidsrelatie. Het geschil over het thuiswerken blijft ook na de ziekmelding een rol spelen onder meer omdat [appellante] het niet eens is met het einddoel van re-integratie, te weten re-integratie in de eigen functie bij Duo Notariaat voor 40 uur per week op kantoor. Van een opgelost geschil was daarom geen sprake.
3.17.
Op grond van wat hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat geen sprake is van een verband tussen het ontbindingsverzoek en de omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. Anders gezegd: de omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd, namelijk de ernstige en duurzame verstoring die is ontstaan door de houding van [appellante] met betrekking tot het niet op te lossen geschil over het thuiswerken, laten zich abstraheren van de omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft, te weten de medische situatie van [appellante] en haar arbeidsongeschiktheid. Het hof is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de door Duo Notariaat aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde omstandigheden niet samenhangen met de arbeidsongeschiktheid van [appellante] . Van een ‘verband’, zoals hiervoor in 3.11. is weergegeven, is geen sprake. Dit maakt dat de stellingen van [appellante] ‘dat de kantonrechter in strijd met het opzegverbod de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden’ en ‘de vergewisplicht onjuist heeft toegepast’ moet worden gepasseerd. De daaraan verbonden grief wordt verworpen en levert dus geen grond op voor toekenning van een billijke vergoeding. [10]
II Wel of geen ernstig verwijtbaar handelen van Duo Notariaat?
3.18.
Als tweede bezwaar heeft [appellante] aangevoerd dat de kantonrechter haar ten onrechte geen billijke vergoeding [11] heeft toegekend, terwijl dat wel had gemoeten omdat Duo Notariaat ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, met de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot gevolg. [appellante] voert daarvoor een aantal gronden aan die hierna, na het uiteenzetten van het wettelijke beoordelingskader, worden beoordeeld.
3.19.
Het hof stelt voorop dat, als een arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op verzoek van de werkgever, de rechter een billijke vergoeding aan de werknemer kan toekennen als de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Voor het aannemen van deze ernstige verwijtbaarheid geldt een hoge drempel en alleen in uitzonderlijke gevallen wordt deze drempel gehaald [12] . Volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rust op [appellante] de stelplicht en zo nodig de bewijslast van het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Duo Notariaat.
i aandringen op kantoor te komen werken
3.20.
Volgens [appellante] was thuiswerken binnen Duo Notariaat een arbeidsvoorwaarde en had Duo Notariaat er om die reden in maart 2023 bij haar niet op mogen aandringen om vijf dagen per week naar kantoor te komen. Dit handelen heeft stressklachten veroorzaakt.
3.21.
Hiervoor is door het hof in 3.16 overwogen dat niet is komen vast te staan dat partijen in afwijking van wat daarover is opgenomen in de schriftelijke arbeidsovereenkomst, bij aanvang van het dienstverband dan wel op enig moment daarna, hebben afgesproken dat [appellante] volledig thuis mag werken. Duo Notariaat is als werkgever gerechtigd instructies te geven en als dat voor een goede bedrijfsvoering nodig is, van haar werknemers te verlangen op kantoor te werken. Dat Duo Notariaat in de maanden na het eerste officiële verzoek steeds opnieuw heeft aangedrongen op kantoor te komen werken is iets waartoe een werkgever gerechtigd is, zodat Duo Notariaat op dat punt dus geen verwijt kan worden gemaakt. Het waren immers redelijke verzoeken. Duo Notariaat heeft vanaf 27 februari 2022 bij [appellante] aangedrongen weer op kantoor te komen werken, nadat zij heel lang haar werkzaamheden vanuit huis had verricht vanwege de lange reistijd en om er voor haar minderjarige dochter te kunnen zijn. Omdat zij helemaal niet meer op kantoor wilde werken en zich ten onrechte op het standpunt stelde dat was afgesproken dat zij volledig thuis mocht werken, is Duo Notariaat zich noodgedwongen minder coulant gaan opstellen. Omdat [appellante] ondanks alle verzoeken en sommaties niet naar kantoor kwam, heeft zij bij [appellante] in de e-mail van 6 maart 2023 aangedrongen dan fulltime op kantoor te komen. Dat Duo Notariaat hiertoe is overgaan, acht het hof zoals hiervoor overwogen te billijken en niet verwijtbaar, in elk geval niet ernstig verwijtbaar.
3.22.
[appellante] heeft aangevoerd dat haar collega’s in die tijd dat zij werd gevraagd op kantoor te werken, wel (gedeeltelijk) thuis mochten werken en dat het gelijkheidsbeginsel meebrengt dat zij daar ook voor in aanmerking diende te komen. Volgens haar werkt niemand fulltime op kantoor en is (gedeeltelijk) thuiswerken een arbeidsvoorwaarde binnen Duo Notariaat. Met een verwijzing naar de overgelegde personeelslijst, heeft Duo Notariaat toegelicht en uitgelegd dat een drietal mensen, waaronder [naam1] , fulltime op kantoor werkt, dat sommige collega’s een dag of dagdeel thuiswerken en dat slechts één collega volledig thuis werkt. Deze collega had en heeft toestemming haar werkzaamheden volledig vanuit huis te verrichten.
3.23.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel leidt dus niet tot het oordeel dat [appellante] ook volledig had mogen thuiswerken, alleen al niet omdat dit beginsel slechts opgaat voor gelijke gevallen en daarvan is geen sprake. [appellante] had geen toestemming gekregen volledig thuis te werken of het recht om zelf te bepalen of zij thuis of op kantoor wilde werken. Dat Duo Notariaat van [appellante] verlangde deels op kantoor te werken, levert kortom geen verwijtbaar handelen van Duo Notariaat op, laat staan ernstig verwijtbaar handelen.
ii nieuwe functie die niet meer doorging
3.24.
Het hof begrijpt dat [appellante] Duo Notariaat verwijt dat zij haar een promotie heeft aangeboden in de functie van behandelaar, maar de promotie halverwege februari 2023 heeft stopgezet met de mededeling dat dit te maken had met haar niet verschijnen op kantoor, terwijl uit de e-mail van 27 februari 2023 zou blijken dat de reden zou zijn gelegen in de (medische) klachten die [appellante] had. Dit kan uit die e-mail niet worden opgemaakt. Hiervoor is in 3.17 overwogen dat geen sprake was van een promotie, maar van een inwerken in de functie van behandelaar. Uit de e-mail van 27 februari 2023 blijkt dat de collega [appellante] op dat moment en voorlopig niet verder kon opleiden tot dossierbehandelaar omdat [appellante] zaken niet voortvarend oppakte en zij de hoeveelheid begeleiding die [appellante] nodig bleek te hebben, niet kon combineren met het werk dat zij zelf moest verrichten. Niet meer en niet minder. Het hof ziet niet welk verwijt Duo Notariaat op dit punt kan worden gemaakt.
iii opstelling werkgever heeft medische klachten tot gevolg gehad
3.25.
[appellante] verwijt Duo Notariaat dat het handelen van [naam1] bij haar tot stress en klachten heeft geleid en verwijst ter onderbouwing van dat verwijt naar de verklaring van haar huisarts en stukken afkomstig van haar reumatoloog, psychosomatische therapeut en psycholoog. Uit de verklaringen blijkt dat [appellante] serieuze medische klachten had en heeft en ook geconfronteerd is met een diagnose met één of meerdere aandoening(en). De overgelegde stukken rechtvaardigen echter niet de conclusie dat deze klachten en aandoeningen, hoe ernstig deze ook zijn en hoe naar ook voor [appellante] , zijn veroorzaakt of verergerd door toedoen van Duo Notariaat. Uit deze verklaringen blijkt niet dat de vraag naar de oorzaak van deze stress aan deze artsen is voorgelegd en dat zij dit hebben onderzocht. Daarin is slechts te lezen wat zij van [appellante] hebben vernomen over wat zij heeft ervaren. Evenmin blijkt uit de medische stukken dat voor zover de ervaren stress is opgetekend, men zich rekenschap heeft gegeven van de mogelijke invloed van de andere problemen waarmee [appellante] zich in die tijd geconfronteerd zag, op de door haar ervaren stress, te weten die op financieel en familiair vlak. De schriftelijke verklaringen van inmiddels twee ex-collega’s van [appellante] werpen in dit verband geen ander licht op de zaak en zijn alleen al vanwege het bestaan van eigen problemen met Duo Notariaat, van onvoldoende gewicht. Anders gezegd; uit niets blijkt dat sprake is van een causaal verband tussen het handelen van Duo Notariaat en de klachten en aandoeningen van [appellante] . Wel kan worden vastgesteld dat een arbeidsgeschil stress met zich brengt en dat dit niet goed is voor de gezondheid van de betrokkenen en al helemaal niet voor iemand met serieuze medische problemen zoals [appellante] . Dit is op zich zelf echter niet voldoende voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen van Duo Notariaat.
iv re-integratie is niet goed verlopen
3.26.
[appellante] verwijt Duo Notariaat ook dat zij ten onrechte tot twee keer toe een loonstop heeft opgelegd. Dit verwijt is terecht, maar het hof is het op dit punt eens met de kantonrechter dat het opleggen ervan geen ernstig verwijtbaar handelen oplevert omdat niet is gebleken dat Duo Notariaat medische adviezen heeft genegeerd. Omdat steeds sprake was van nieuwe medische klachten en omdat Duo Notariaat bij de arbodienst te maken had met vijf verschillende verzuimcoaches, is het re-integratieproces, alle inspanningen van Duo Notariaat ten spijt, niet vlekkeloos verlopen. Van een ernstig verwijtbaar handelen is echter geen sprake.
3.27.
[appellante] heeft Duo Notariaat verder verweten 1) dat zij geen gesprek met een onafhankelijk derde heeft aangeboden om het lang slepende geschil over het fulltime werken op kantoor op te lossen, 2) dat collega’s geadviseerd zouden zijn geen contact met haar te hebben en 3) dat zou zijn aangedrongen op werken op kantoor terwijl de arbo-arts had geadviseerd eerst overleg te hebben over de werkzaamheden en vanuit huis te starten met werken. Desgevraagd kon [appellante] tijdens de mondelinge behandeling niet uitleggen wat zij met het onder 1) opgenomen verwijt precies bedoelde en hoe het eerste verwijt zich verhoudt tot het ook geuite verwijt dat Duo Notariaat de discussie tijdens haar ziekte had moeten parkeren en haar de kans had moeten geven om eerst te herstellen. Het tweede verwijt heeft Duo Notariaat gemotiveerd weersproken en ten aanzien van het derde verwijt verwijst het hof naar wat hiervoor in 3.26 is overwogen. Duo Notariaat heeft met betrekking tot de loonstop en de re-integratie een steek laten vallen, maar dit levert, gelet op de context van het geheel, geen ernstig verwijtbaar handelen op.
Slotsom
3.28.
Hiervoor is gemotiveerd waarom de twee door [appellante] opgeworpen bezwaren geen doel treffen, met het gevolg dat het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding op de twee aangevoerde gronden, wordt afgewezen. Het door [appellante] ingestelde hoger beroep slaagt, anders geformuleerd, niet.
3.29.
Omdat [appellante] in het ongelijk wordt gesteld, zal het hof haar veroordelen in de kosten van het hoger beroep, die aan de kant van Duo Notariaat worden vastgesteld op € 798 ,- voor griffierecht en € 2.428,- voor salaris advocaat overeenkomstig het geldende tarief (het zogenaamde liquidatietarief, tarief II met een punt voor het verweerschrift in hoger beroep en een punt voor de mondelinge behandeling).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verwerpt het door [appellante] ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 juli 2024;
4.2.
veroordeelt [appellante] tot betaling van de volgende proceskosten van Duo Notariaat in hoger beroep:
€ 798 ,- voor griffierecht
€ 2.428,- voor salaris advocaat (2 punten x € 1.214,- (tarief II) volgens de geldende standaard.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P.C.J. van Bavel, mr. C. Hoogland en mr. F.G. Laagland en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025.

Voetnoten

1.Producties 9, 13, 16, 17, 18, 20, 22 bij verzoekschrift en productie 33 verweerschrift hoger beroep
2.Producties 10 en 28 verzoekschrift en productie 26 verweerschrift bij kantonrechter
3.Productie 30 verweerschrift bij kantonrechter
4.Productie 32 verweerschrift hoger beroep
5.Artikel 7:670 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)
7.Artikel 7:671b lid 6 BW
8.Zoals bedoeld in artikel 7:683 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW)
10.De billijke vergoeding van artikel 7:683 lid 3 BW
11.Artikel 7:671b lid 9 aanhef en onder c BW