In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren had de waarde van de woning vastgesteld op € 235.000 per waardepeildatum 1 januari 2021, waarop belanghebbende bezwaar had aangetekend. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 20 maart 2025 zijn zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar gehoord. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en stelde een lagere waarde van € 214.000 voor. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar met een taxatierapport aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Het hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen vergoeding van griffierecht of proceskosten toegekend.