Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbenden)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) van de erfgenamen van een overleden erflaatster heeft verminderd. De erfgenamen, die een aanmerkelijk belang hadden in een holding, stelden dat de liquide middelen en effecten in de holding tot het ondernemingsvermogen behoren. De inspecteur betwistte dit en stelde dat de holding geen onderneming drijft. De rechtbank had de aanslag verminderd, maar de inspecteur ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de liquiditeiten en effecten in de holding niet als ondernemingsvermogen kunnen worden aangemerkt, omdat deze middelen niet dienstbaar zijn aan de onderneming van de holding en de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de holding als financieringsorgaan functioneert. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de inspecteur ongegrond.