ECLI:NL:GHARL:2025:6141

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
200.347.682/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst tussen Dexia Nederland B.V. en de afnemer met betrekking tot onrechtmatig handelen

In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. hoger beroep ingesteld tegen een tussenvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, dat op 10 oktober 2023 is gewezen. De kantonrechter had eerder op 22 november 2022 een verstekvonnis uitgesproken, waarin werd geoordeeld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens de afnemer van een effectenleaseovereenkomst. De afnemer had gevorderd dat Dexia aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had geleden als gevolg van dit onrechtmatig handelen. Dexia heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij tijdig in verzet is gekomen tegen het verstekvonnis, maar het hof heeft geoordeeld dat Dexia voldoende bewijs heeft geleverd dat zij pas op 6 december 2022 kennis heeft genomen van het verstekvonnis. Het hof heeft de vorderingen van Dexia in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het bestreden vonnis niet kan standhouden, omdat Dexia tijdig in verzet is gekomen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akten van beide partijen, waarbij de afnemer de gelegenheid krijgt om documenten over te leggen die de stuitingsbrieven van de verjaring onderbouwen. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot de volgende zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.347.682
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, 10295609
arrest van 7 oktober 2025
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.
die is gevestigd in Amsterdam
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie
hierna: Dexia
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer
tegen
[geintimeerde]
die woont in [woonplaats1]
en bij de kantonrechter optrad als eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie
hierna (in mannelijk enkelvoud): de afnemer
advocaat: mr. J.B. Maliepaard

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Dexia heeft hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis van 10 oktober 2023 en het eindvonnis van 14 oktober 2023 (hierna gezamenlijk: het bestreden vonnis) die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, (hierna: de kantonrechter) tussen partijen heeft gewezen. De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis het eerder tussen partijen gewezen verstekvonnis van 22 november 2022 bekrachtigd. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord.

2.De kern van de zaak

2.1.
Deze zaak gaat over één effectenleaseovereenkomst (hierna: de effectenleaseovereenkomst) die via een tussenpersoon (Thuisadvies, hierna: de tussenpersoon) tot stand is gekomen tussen Dexia en de afnemer.
2.2.
De afnemer heeft bij de kantonrechter onder meer, kort gezegd, gevorderd om voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en/of toerekenbaar jegens hem tekort is geschoten en Dexia te veroordelen tot voldoening aan hem van de schade die hij heeft geleden, vermeerderd met rente en kosten.
2.3
De kantonrechter heeft in het verstekvonnis van 22 november 2022 voor recht verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens de afnemer heeft gehandeld op de in de dagvaarding genoemde gronden en heeft voor recht verklaard dat de afnemer schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen en dat Dexia die schade moet vergoeden. Daarnaast heeft de kantonrechter Dexia veroordeeld om de schade te vergoeden die de afnemer als gevolg van het onrechtmatig handelen heeft geleden.
2.4
Dexia heeft in de verzetdagvaarding van 23 december 2022 gevorderd om haar te ontheffen van de bij verstekvonnis uitgesproken veroordeling en de afnemer niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen en hem te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Dexia op grond van het verstekvonnis heeft betaald. In reconventie heeft Dexia een verklaring voor recht gevorderd dat Dexia met betrekking tot de effectenleaseovereenkomst aan al haar verplichtingen heeft voldaan.
2.5
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld of Dexia tijdig in verzet is gekomen en heeft Dexia niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet en het verstekvonnis van 22 november 2022 bekrachtigd. De kantonrechter heeft Dexia in reconventie niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
2.3.
Het hof verwijst naar het bestreden vonnis voor de weergave van de vorderingen van de afnemer en van Dexia, en de grondslagen daarvan. Deze weergave is in hoger beroep niet bestreden.
2.4.
In hoger beroep heeft Dexia grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, haar alsnog te ontvangen in haar verzet en haar vordering in reconventie, en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van de afnemer en het alsnog toewijzen van haar vorderingen.
2.5.
De afnemer heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van Dexia in haar hoger beroep althans tot afwijzing van de vorderingen van Dexia.

3.Het oordeel van het hof

3.1
Dexia heeft met haar eerste grief aangevoerd dat zij tijdig, namelijk binnen vier weken nadat zij kennis heeft genomen van het verstekvonnis, in verzet is gekomen. Zij is pas op 6 december 2022 bekend geworden met het verstekvonnis door door ontvangst van een
e-mail van de gemachtigde van de afnemer waarin om een schadeberekening werd verzocht omdat er twee verstekvonnissen waren gewezen. Dexia heeft het emailbericht van de gemachtigde als productie overgelegd. Het verstekvonnis is volgens Dexia niet op een eerder moment ter kennis van Dexia gekomen en is evenmin aan haar betekend. De afnemer heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof stelt vast dat Dexia voldoende aanknopingspunten heeft gegeven op grond waarvan kan worden aangenomen dat Dexia niet eerder dan op 6 december 2022 kennis heeft genomen van het verstekvonnis. Bij die stand van zaken is Dexia met de dagvaarding van 23 december 2022 tijdig in verzet gekomen. Het bestreden vonnis waarin anders is geoordeeld, kan dus in zoverre geen stand houden.
3.2
Het hof zal de vorderingen van zowel de afnemer als Dexia en de daartegen gevoerde verweren, beoordelen. Daarbij gaat het in de kern vooral om de vraag of, zoals de afnemer stelt, Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens afnemer. De afnemer stelt dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, onder meer doordat de afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd terwijl deze niet over de daarvoor vereiste vergunning beschikte en of Dexia dat wist dan wel behoorde te weten.
Feiten3.3 Tussen Dexia en de afnemer is, via Thuisadvies als tussenpersoon, de effectenleaseovereenkomst gesloten (genaamd Capital Effect met contractnummer [nummer1] , ingangsdatum 20 december 1999). De looptijd van de overeenkomst is 240 maanden, de totale overeengekomen leasesom bedraagt € 65.412,00. De overeenkomst is beëindigd door de afnemer in 2004. Uit de door Dexia opgestelde eindafrekening van 16 december 2004 volgt dat de overeenkomst is geëindigd met een restschuld van € 4.752,42.
3.4
Vanaf omstreeks medio 2002 zijn de effectenleaseproducten van Dexia onderwerp geweest van meerdere juridische procedures. Onder meer door het aanbieden van het zogenoemde “Dexia Aanbod” en door de zogenoemde “Duisenberg regeling” heeft Dexia geprobeerd de geschillen met haar afnemers minnelijk te regelen. Op 25 januari 2007 heeft het gerechtshof Amsterdam de “Duisenberg regeling” verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM). [2] De afnemer heeft door middel van een zogenoemde “opt-out-verklaring” verklaard niet aan die regeling gebonden te willen zijn.
3.5
Dexia heeft in 2012 ten aanzien van de effectenleaseovereenkomst in totaal een bedrag van € 4.317,54 aan de afnemer betaald, zijnde twee derde deel van de restschuld van de effectenleaseovereenkomst.
De beoordeling
3.5
Dexia heeft tegen de vorderingen van de afnemer onder meer het verweer gevoerd dat de vordering van de afnemer is verjaard. De afnemer heeft onder andere aangevoerd dat hij de verjaring heeft gestuit met brieven van zijn gemachtigde uit 2009, 2012, 2015, 2016, 2017, 2019 en 2021. De afnemer heeft daaraan toegevoegd dat hij op de lijst staat van afnemers namens wie de stuitingsbrieven door Leaseproces zijn verstuurd. Dexia heeft in haar laatste akte in eerste aanleg aangevoerd dat uit de door de afnemer overgelegde stukken niet blijkt dat de stuitingsbrieven betrekking hebben op de afnemer of namens de afnemer (omdat zijn naam op de lijst staat van afnemers voor wie Leaseproces de brieven heeft verstuurd) zijn verstuurd en dat de stuitingsbrieven niet door de afnemer in de procedure zijn ingebracht. De afnemer krijgt de gelegenheid om bij akte documenten over te leggen waaruit blijkt dat de eerder door hem overgelegde stuitingsbrieven (als productie N bij akte uitlaten producties in oppositie, tevens conclusie van dupliek in reconventie) (mede) namens hem aan Dexia zijn gestuurd. Dexia krijgt de gelegenheid daarop te reageren.

4.De beslissing

Het hof:
4.1
verwijst de zaak naar de rol van 21 oktober 2025 voor akte uitlating aan de zijde van de afnemer als bedoeld in rov. 3.5 waarna Dexia op de rol van 4 november 2025 gelegenheid krijgt om een antwoordakte te nemen;
4.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.P. Giesen, M. Schoemaker en A.A.J. Smelt, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
7 oktober 2025.

Voetnoten

1.Voor zover Dexia en/of de afnemer in hoger beroep bij de memorie als productie een memorandum of een reactie daarop hebben overgelegd (al dan niet door deponering bij de griffie), stelt het hof vast dat deze producties geen bewijsstuk of productie zijn in de zin van artikel 1.2 aanhef en onder c van het Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (LPR), maar uitgebreide processtukken, met een uitvoerige toelichting op de standpunten, al dan niet onder verwijzing naar verdere bijlagen die bij deze producties zijn gevoegd. Voor het indienen van dergelijke processtukken, naast de memorie die de argumenten van Dexia en/of de afnemer bevat, bestaat geen ruimte. Bovendien is de maximumomvang van een memorie volgens het LPR 25 pagina’s. Overschrijding van die omvang – zoals door dit memorandum en de reactie daarop het geval is – vereist voorafgaande toestemming van het hof, die niet is gevraagd en dus ook niet is verleend. Een procespartij dient zijn bezwaren tegen de uitspraak in beginsel in zijn memorie gepreciseerd en gemotiveerd uiteen te zetten, niet door verwijzing naar een ander stuk. Op zo’n memorandum en de reactie daarop wordt daarom geen acht geslagen. Een en ander geldt niet of niet zonder meer voor de bij een memorandum overgelegde producties. Zie ook Hof Arnhem-Leeuwarden 26 november 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7324, rov. 2.2 en Hof Arnhem-Leeuwarden 17 december 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7752, rov. 1.2. Een eventueel bij de kantonrechter overgelegd en toegelaten memorandum en een reactie daarop behoren tot het procesdossier en zijn in de beoordeling betrokken.
2.Hof Amsterdam 25 januari 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033.